Wat de rechtbank vindt
7. Het UWV heeft zich in de correspondentie na de zitting van 29 september 2022 bij brief van 20 december 2022 op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft bij de behandeling van het beroep. Dit omdat er op 22 november 2022 een beslissing op bezwaar is genomen waarbij het bezwaar tegen het besluit dat eiser per 24 maart 2021 67,64% arbeidsongeschikt is, ongegrond is verklaard. Uit beide beslissingen volgt dat het uitkeringsrecht per 1 juli 2023 opnieuw beoordeeld zal worden. Per die datum geven beide beslissingen (behoudens wijzigingen) recht op een vervolguitkering naar de klasse van 65-80%. En tot die tijd wordt een loonaanvullingsuitkering naar 70% van het maandloon betaald, ongeacht de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank is van oordeel dat hier voldoende procesbelang bestaat voor de behandeling van het beroep. Het oordeel dat procesbelang ontbreekt is een vergaande beslissing die naar het oordeel van de rechtbank alleen kan worden genomen als onomstotelijk vaststaat dat eiser in de onderhavige zaak niets kan bereiken. Dat laatste is hier niet het geval. Tegen beide beslissingen op bezwaar loopt een beroepsprocedure. Van een situatie waarbij de ene beslissing geen (rechts)gevolgen zal hebben doordat er een andere beslissing is die in rechte is komen vast te staan is geen sprake.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 18 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet de FML op een aantal punten aan te passen. Ook heeft de verzekeringsarts enkele toelichtingen bij de beperkingen aangepast.
11. Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd (inclusief de expertiserapporten), heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om de belastbaarheid van eiser op de datum in geding anders in te schatten.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoet.
13. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses: enige aanpassingsproblematiek, nekpijn (geen objectiveerbare bewegingsbeperkingen) en astma (stabiel). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 mei 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Dat betreft de volgende punten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij een aantal beperkingen de toelichtingen verduidelijkt zodat er bij de arbeidsdeskundige beoordeling geen misverstanden over kunnen ontstaan. Hij heeft hierbij de aanwijzingen van de verzekeringsarts en van de verzekeringsarts in een eerdere beoordeling in acht genomen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen toegevoegd ten aanzien van luchtcondities (astma), eindstandige fixaties in de nek of abrupte bewegingen van het hoofd en de gebogen of gedraaide werkhouding. Als een verruimende toelichting bij een beperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat werken boven schouderhoogte incidenteel 2 minuten kan.
15. Eiser voert aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn pijn, vermoeidheid en cognitieve functiestoornissen als concentreren, geheugen en afleidbaarheid. Eiser vindt dat hij beperkt moet worden geacht voor handelingstempo in arbeid en dat hij niet geschikt geacht kan worden voor functies met direct klantcontact. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een brief van een GZ-psycholoog van 29 april 2021 en een brief van een anesthesioloog-pijnspecialist van 19 april 2021 overgelegd. Ook heeft eiser een ongedateerd schrijven van neuropsychloog Kraaijenbrink overgelegd.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 augustus 2021 gereageerd op de stukken die eiser in beroep heeft overgelegd. Ten aanzien van het schrijven van de neuropsychloog Kraaijenbrink stelt hij dat het niets prudents toevoegt aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en geen betrekking heeft op eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt uit waarom hij het oneens is met de stelling van de Kraaijenbrink over de onbetrouwbaarheid van onderzoeken tijdens een spreekuurcontact. Over de brief van de GZ-psycholoog van 29 april 2021 zegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat deze van na de datum in geding is en dat de brief ook geen betrekking heeft op de medische toestand van eiser op datum in geding. Ten aanzien van de brief van de anesthesioloog-pijnspecialist van 19 april 2021 stelt de verzekeringsarts dat de klachten die daarin beschreven worden al bekend zijn en bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zijn betrokken. Dat zich bij een whiplash chronische klachten voordoen, is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep inherent aan de diagnose. Hij zegt verder dat het begrepen kan worden dat er bij het terugkeren van paniek en depressieve gevoelens, zich in maart en april 2021 een verslechterde situatie heeft voorgedaan. Of dit consequenties heeft voor de belastbaarheid zou volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij een herbeoordeling bekeken kunnen worden maar dat is hier niet aan de orde. De brief geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om de belastbaarheid van eiser op de datum in geding anders te beoordelen.
17. Met het aanvullend beroepschrift van 11 mei 2022 heeft eiser een rapport van zijn behandelend psychiater van 15 oktober 2021 overgelegd. Met het aanvullend beroepschrift van 22 augustus 2022 heeft eiser een neuropsychologisch en een neurologisch expertiserapport ingediend. Eiser heeft daarbij aangegeven dat de rapporten zijn opgesteld in het kader van een letselschadeprocedure.
18. Het UWV stelt zich in het verweerschrift van 15 juni 2022 op het standpunt dat het rapport van de psychiater van 15 oktober 2021 van ruim na de datum in geding is en dus buiten de procedure moet blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met het rapport van 8 september 2022 op de neurologische expertise en de neuropsychologische expertise gereageerd. Hij geeft aan dat uit de expertises naar voren komt dat er neurologisch en neuropsychologisch geen verklaring is voor de klachten en beperkingen van eiser. Volgens hem ondersteunen de expertises het standpunt van het UWV dan ook.
19. Ter zitting en in het aanvullend beroepschrift van 8 november 2022 wijst eiser op een door hem ingevulde vragenlijst van het UWV van 9 november 2020. In dat vragenformulier geeft eiser aan dat sprake is van depressies, angstaanvallen en een kort lontje. Volgens eiser speelden deze klachten dus al ten tijde van de datum in geding. Daarnaast overlegt eiser een expertiserapport van psychiater Mutsaers. Uit dit rapport blijkt volgens eiser dat er geen onderscheid is tussen de situatie van 13 november 2020 en 28 maart 2022 en dat sprake is van PTSS. Ter zitting stelt eiser dat er sinds de datum van het dienstongeval sprake is van PTSS.
20. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 december 2022 op de psychiatrische expertise van Mutsaers gereageerd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen de conclusies van Mutsaers voor wat betreft de toestand op datum in geding niet gevolgd worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de psychische gesteldheid gewijzigd is na de datum in geding. Dit blijkt uit de waarnemingen tijdens de spreekuren met de verzekeringsartsen en ook uit het verloop van de behandelingen. In de expertise van Mutsaers wordt daar aan voorbij gegaan. Daarnaast wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat bij een verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet zozeer de diagnose, maar de klachten/beperkingen en het functioneren bepalen hoe de FML eruit ziet. De klachten/beperkingen en het functioneren zijn duidelijk beschreven in het rapport van de primaire arts en de beperkingen zijn meer dan voldoende aangegeven in de FML op de datum in geding. Verder constateert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat Mutsaers niet is ingegaan op de neurologische en de neuropsychologische expertise. In het neuropsychologisch rapport staat namelijk dat er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van primaire dan wel pijngemedieerde verminderde cognitieve belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat eisers inschatting van zijn beperkingen niet gevolgd kan worden. Uit het neuropsychologisch onderzoek kwam juist naar voren dat er geen beperkingen waren in het cognitief functioneren. Het advies van de neuropsycholoog, om ook een psychiatrische expertise te laten uitvoeren, was zuiver gericht op mogelijk een nieuw inzicht met betrekking tot een behandeling en niet met betrekking tot het vaststellen van de mogelijkheden en beperkingen.
21. Met het aanvullend beroepschrift van 16 januari 2023 heeft eiser een reactie van psychiater Mutsaers op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 december 2022 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep reageert hierop in het rapport van 8 februari 2023. Hij heeft uitgelegd waarom hij vindt dat reactie van Mutsaers geen aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen.
22. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op het voorgaande voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.
23. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 13 november 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld.
De arbeidskundige beoordeling
24. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiser dat hij functies met direct klantcontact niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 13 november 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 21,36% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als hoofdagent bij de politie, zodat eiser voor de overige 78,64% arbeidsongeschikt is.