In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris een termijn van 21 maanden heeft overschreden zonder een besluit te nemen, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin een termijn van acht weken was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de eiser niet eerst een ingebrekestelling hoefde te sturen, gezien de reeds verstreken termijn die door de bestuursrechter was opgelegd.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 februari 2024.