In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 juli 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had op 4 september 2021 een asielaanvraag ingediend, maar de beslistermijn was niet tijdig in acht genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet rechtsgeldig was, omdat deze in totaal met achttien maanden was verlengd, terwijl de wet slechts een verlenging van maximaal negen maanden toestaat. Hierdoor was de wettelijke beslistermijn op 4 december 2022 verstreken zonder dat er een beslissing was genomen.
Eiser had de staatssecretaris op 29 december 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit en dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om aanvragen binnen een redelijke termijn te behandelen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.