ECLI:NL:RBDHA:2024:2020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33407, NL23.33408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en afwijzing voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Moldavische vrouw, had op 24 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer NL23.33407) en verzocht om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.33408). Tijdens de zitting op 13 februari 2024 was alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig, aangezien eiseres en haar gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met haar gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Hierdoor ontbreekt het procesbelang voor een inhoudelijke behandeling van het beroep, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen tegen de uitspraak op het beroep, maar niet tegen de afwijzing van de voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.33407 (beroep) en NL23.33408 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag.
1.1
Eiseres heeft op 24 juni 2023 een asielaanvraag ingediend.
1.2
Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat België daarvoor verantwoordelijk is.
1.3
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.33407) ingesteld. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL23.33408) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2003 en de Moldavische nationaliteit te hebben. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat België ervoor verantwoordelijk is op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft daarom een verzoek tot terugname gedaan bij de Belgische autoriteiten. Dit verzoek hebben zij op 18 augustus 2023 geaccepteerd.
3. Bij brief van 29 januari 2024 heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken (de MOB-melding). Verweerder verwijst hierbij naar een uitdraai uit zijn eigen digitale systeem, waaruit blijkt dat eiseres sinds 26 januari 2024 zelfstandig haar woonruimte heeft verlaten.
4. Volgens vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland, als deze vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij of zij verblijft. In dat geval ontbreekt in beginsel het procesbelang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en zal dit beroep in de regel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij of zij contact met de gemachtigde onderhoudt en dus nog steeds prijs stelt op deze bescherming. Dit komt er in de praktijk op neer dat de gemachtigde weet of de cliënt nog in Nederland verblijft, waar de cliënt verblijft en dat de gemachtigde met de vreemdeling contact heeft gehad over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader gemaakt moeten worden.
5. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van eiseres bij schrijven van 12 februari 2024 aan de rechtbank laten weten momenteel geen contact meer te hebben met eiseres. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet op de zitting verschenen.
6. De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de MOB-melding, het niet verschijnen van eiseres ter zitting en vanwege het feit dat eiseres geen contact meer heeft met haar gemachtigde - uit de houding van eiseres moet worden afgeleid dat zij kennelijk geen prijs meer stelt op de door haar aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Eiseres heeft daarmee geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Vanwege het ontbreken van dit procesbelang zal de rechtbank dit beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Het bestreden besluit blijft in stand.
8. Nu er uitspraak is gedaan op het beroep, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek daarom af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, en de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.