ECLI:NL:RBDHA:2024:202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
SGR 22/3448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van maatwerkvoorzieningen voor hulp bij het huishouden en boodschappen op basis van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de toekenning van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had eerder een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden ontvangen, maar was van mening dat deze met terugwerkende kracht vanaf 13 juni 2019 moest worden verhoogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 13 juni 2019 een maatwerkvoorziening van drieënhalf uur per week had toegekend, die later werd herzien naar vier uur per week vanaf 1 juni 2022. Eiseres stelde dat zij recht had op een hogere voorziening en ook op voorzieningen voor boodschappen en maaltijdverzorging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres geen procesbelang had voor de periode voorafgaand aan 1 juni 2022, omdat er geen schade was geleden. Ook de verzoeken om voorzieningen voor boodschappen en maaltijdverzorging zijn afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om zelf boodschappen te doen of maaltijden te bereiden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres voor een deel niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3448 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: mr. C. de Jongh.

Inleiding

1. Verweerder heeft bij besluit van 13 juni 2019 (het primaire besluit) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan eiseres een maatwerkvoorziening voor drieënhalf uur hulp bij het huishouden per week toegekend van 22 juli 2019 tot en met 21 juli 2020 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Verweerder heeft bij besluit van 25 april 2022 (het bestreden besluit) het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Daarbij is het primaire besluit gedeeltelijk herroepen, in die zin dat aan eiseres vanaf 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2024 vier uur hulp bij het huishouden per week is toegekend. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

4. Aan eiseres was een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor drieënhalf uur per week verstrekt in de form van een pgb voor de periode van 17 juli 2017 tot en met 21 juli 2019. In het kader van een herindicatie heeft de GGD-arts T.M. van der Heiden-Katz (Van der Heiden-Katz) op 18 juli 2019 een medisch advies verstrekt. Dit heeft geleid tot het primaire besluit, waarbij aan eiseres voor de periode van 22 juli 2019 tot en met 21 juli 2020 drieënhalf uur hulp bij het huishouden per week is toegekend, bestaande uit licht huishoudelijk werk (50 minuten), zwaar huishoudelijk werk (90 minuten) en de was doen (70 minuten).
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gedeeltelijk herroepen en voor de periode van 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2024 vier uur hulp bij het huishouden toegekend, bestaande uit licht huishoudelijk werk (60 minuten), zwaar huishoudelijk werk (90 minuten) en de was doen (90 minuten). Aanleiding hiervoor is een advies van de GGD-arts P.J. Willemsen-Lamoré (Willemsen-Lamoré) van 15 februari 2022, waaruit een verslechtering van de gezondheid van eiseres vanaf november 2021 blijkt. Verweerder acht verder een boodschappenvoorziening en een voorziening voor maaltijdverzorging niet aan de orde, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet in staat is om zelf boodschappen te doen en maaltijden te bereiden.
6. Eiseres stelt dat de vanaf 1 juni 2022 toegekende maatwerkvoorziening voor vier uur per week hulp bij het huishouden met terugwerkende kracht ook moet worden toegekend vanaf 13 juni 2019. Eiseres is altijd onder behandeling geweest van een fysiotherapeut en is al die jaren behandeld voor chronische depressie. In dat opzicht is niets gewijzigd. Eiseres stelt verder dat een boodschappenvoorziening en een voorziening voor maaltijdverzorging aan haar moeten worden toegekend.
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Juridisch kader
Op grond van artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden
7.1
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiseres voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden in de periode voorafgaand aan 1 juni 2022. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] vloeit voort dat pas sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt
en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres schade heeft geleden zoals onder 7.1 beschreven voor de periode voorafgaand aan 1 juni 2022. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft en het beroep niet-ontvankelijk is voor zover dit ziet op de maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden in de periode voorafgaand aan 1 juni 2022.
De voorzieningen voor boodschappen en maaltijden
7.3
Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat ook de voorzieningen voor maaltijdverzorging en boodschappen met terugwerkende kracht moeten worden verleend, geldt ook hiervoor dat toekenning met terugwerkende kracht niet mogelijk is omdat geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Niet is gebleken dat eiseres schade heeft geleden als gevolg van het niet toekennen van voorzieningen voor maaltijdverzorging en boodschappen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 21 juli 2020. Voor zover eiseres stelt dat vanaf heden voorzieningen voor maaltijdverzorging en boodschappen moeten worden toegekend, overweegt de rechtbank als volgt.
Boodschappenvoorziening
7.4
Eiseres stelt dat een boodschappenvoorziening voor zestig minuten per week moet worden toegekend, omdat uit de rapportages van 31 mei 2017 en 18 juli 2019 van Van der Heiden-Katz blijkt dat eiseres beperkt is voor zwaar tillen, duwen, trekken en dragen. De conclusie van Willemsen-Lamoré van 17 maart 2022 dat eiseres medisch gezien in staat is om boodschappen te doen is hiermee in strijd. Eiseres is financieel niet in staat om boodschappen van dure supermarkten thuis te laten bezorgen.
7.5
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar beperkingen ertoe leiden dat zij vanaf 22 juli 2019 is aangewezen op een voorziening voor boodschappen. Dit geldt ook voor de periode vanaf november 2019. Het feit dat beperkingen voor onder meer zwaar tillen worden aangenomen, brengt niet op zichzelf mee dat eiseres niet in staat kan worden geacht om zelf boodschappen te doen of hiervoor zorg te doen dragen. Verweerder heeft, onder verwijzing naar het advies van 15 februari 2022 van Willemsen-Lamoré, geconcludeerd dat geen boodschappenvoorziening moet worden toegekend. Uit dit advies volgt dat door Willemsen-Lamoré rekening is gehouden met de verslechterde gezondheidssituatie van eiseres. Willemsen-Lamoré heeft geadviseerd dat vanaf november 2019 (alleen) een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp is aangewezen. Op 17 maart 2022 heeft Willemsen-Lamoré in een aanvullend advies aangegeven dat eiseres, zowel op dat moment als in 2019, in staat moet worden geacht om zelf boodschappen te doen. Eiseres heeft op dit punt geen medische stukken overgelegd op grond waarvan de onjuistheid van het standpunt van verweerder zou moeten worden aangenomen. Het beroep slaagt op dit punt niet.
Voorziening voor maaltijdverzorging
7.6
Eiseres stelt verder dat een voorziening voor maaltijdverzorging voor dertig minuten per dag moet worden toegekend. Eiseres voert aan dat Van der Heiden-Katz een beperking voor tillen heeft vastgesteld, waaruit volgt dat eiseres geen pannen van het fornuis kan tillen en afgieten.
7.7
Verweerder heeft, onder verwijzing naar medische adviezen van de GGD van 31 mei 2017, 18 juli 2019, 15 februari 2022 en 17 maart 2022, geconcludeerd dat het vanuit medisch oogpunt niet noodzakelijk is om aan eiseres een voorziening voor maaltijdverzorging te verstrekken.
7.8
Eiseres heeft in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat haar beperkingen ertoe leiden dat zij vanaf 22 juli 2019 is aangewezen op een voorziening voor maaltijdverzorging. Dit geldt ook voor de periode vanaf november 2019. Uit het advies van 15 februari 2022 van Willemsen-Lamoré volgt dat, rekening houdend met de verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres, vanaf november 2019 niet een voorziening voor maaltijdverzorging moet worden toegekend. Op 17 maart 2022 heeft Willemsen-Lamoré in een aanvullend advies aangegeven dat eiseres, zowel op dat moment als in 2019, in staat moet worden geacht om zelf maaltijden te bereiden. Eiseres heeft ook op dit punt geen medische stukken overgelegd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het standpunt van verweerder onjuist is, in het bijzonder dat zij geen pannen kan tillen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover dit ziet op de maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden met terugwerkende kracht vanaf 13 juni 2019. Voor het overige kunnen de gronden niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dit ziet op de maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden in de periode voorafgaand aan 1 juni 2022 en op voorzieningen voor maaltijdverzorging en boodschappen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 21 juli 2020, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 3 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:23; CRvB 20 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2524.