Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 1],
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Eritrese vrouw, haar asielaanvraag in Nederland niet in behandeling genomen zag. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielaanvraag, aangezien zij eerder in Duitsland een aanvraag had ingediend. De eiseres had op 17 juni 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac-gegevens bleek dat zij op 29 mei 2024 al een aanvraag in Duitsland had ingediend. Nederland had op 27 juni 2024 een verzoek tot terugname naar Duitsland gestuurd, dat op 28 juni 2024 door Duitsland was geaccepteerd.
De eiseres voerde aan dat de Nederlandse autoriteiten onzorgvuldig hadden gehandeld door geen onderzoek te doen naar haar persoonlijke situatie in Duitsland, waar zij slachtoffer was van huiselijk geweld en verkrachting door haar ex-partner. Ze stelde dat haar bijzondere kwetsbaarheid niet was erkend en dat ze niet in staat was om naar Duitsland te reizen, omdat ze recentelijk was bevallen. De rechtbank oordeelde echter dat de verantwoordelijkheidsbepaling van de Dublinverordening niet was geschonden en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiseres niet voldoende waren om de overdracht aan Duitsland te blokkeren.
De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere kwetsbaarheid die een beletsel voor overdracht zou rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond, en oordeelde dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling was genomen door de Nederlandse autoriteiten. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor de eiseres om haar kwetsbaarheid te onderbouwen met concrete gegevens.