ECLI:NL:RBDHA:2024:19964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.34488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese eiseres niet in behandeling genomen door Nederland wegens verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Eritrese vrouw, haar asielaanvraag in Nederland niet in behandeling genomen zag. De rechtbank oordeelde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielaanvraag, aangezien zij eerder in Duitsland een aanvraag had ingediend. De eiseres had op 17 juni 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac-gegevens bleek dat zij op 29 mei 2024 al een aanvraag in Duitsland had ingediend. Nederland had op 27 juni 2024 een verzoek tot terugname naar Duitsland gestuurd, dat op 28 juni 2024 door Duitsland was geaccepteerd.

De eiseres voerde aan dat de Nederlandse autoriteiten onzorgvuldig hadden gehandeld door geen onderzoek te doen naar haar persoonlijke situatie in Duitsland, waar zij slachtoffer was van huiselijk geweld en verkrachting door haar ex-partner. Ze stelde dat haar bijzondere kwetsbaarheid niet was erkend en dat ze niet in staat was om naar Duitsland te reizen, omdat ze recentelijk was bevallen. De rechtbank oordeelde echter dat de verantwoordelijkheidsbepaling van de Dublinverordening niet was geschonden en dat de persoonlijke omstandigheden van de eiseres niet voldoende waren om de overdracht aan Duitsland te blokkeren.

De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van bijzondere kwetsbaarheid die een beletsel voor overdracht zou rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond, en oordeelde dat de asielaanvraag terecht niet in behandeling was genomen door de Nederlandse autoriteiten. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor de eiseres om haar kwetsbaarheid te onderbouwen met concrete gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34488

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 1],

mede ten behoeve van haar minderjarige kind:
[minderjarige],
V-nummer: [V-nummer 2], geboren op [datum 1] 2024
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is aanwezig [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 2] 1997 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Zij heeft op 17 juni 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 29 mei 2024 in Duitsland al een asielaanvraag had ingediend. Nederland heeft op grond hiervan op 27 juni 2024 een verzoek tot terugname verstuurd aan de Duitse autoriteiten. [2] Op 28 juni 2024 heeft Duitsland het verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vaststaat. [3]
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen, en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door geen onderzoek te doen naar de situatie van eiseres in Duitsland en geen melding te maken van het huiselijk geweld in het claimverzoek. Ook is het voornemen onzorgvuldig, omdat niet inhoudelijk is ingegaan op de individuele belangen van eiseres. Haar wordt feitelijk een kans ontnomen om inhoudelijk te kunnen reageren op het voorgenomen besluit. Daarnaast is zij verkracht door haar ex-partner in Duitsland en was sprake van huiselijk geweld. Verweerder heeft haar bijzondere kwetsbaarheid ten onrechte niet erkend. In dit kader verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 april 2024 [4] , waarin, net als eiseres, een beroep wordt gedaan op het Tarakhel-arrest. [5] Volgens eiseres hoeft zij geen aangifte te doen of haar kwetsbaarheid met aanvullende documenten te onderbouwen. Bovendien dient eiseres niet zelf bescherming, hulp en opvang te zoeken in Duitsland. Ook is zij recent bevallen, waardoor zij niet kan reizen. In dit kader verwijst eiseres naar WI 2022/19. [6] Deze omstandigheden zijn niet door verweerder betrokken in de besluitvorming. Tot slot stelt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft toegelicht op welke wijze DT&V [7] rekening houdt met haar persoonlijke omstandigheden en welke waarborgen worden geboden in het kader van haar overdracht aan Duitsland. Gelet op het vorenstaande, dient verweerder haar asielverzoek aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder is alleen gehouden om die informatie in het terugnameverzoek te vermelden die de aangezochte lidstaat in staat stelt om te beoordelen of zij op grond van de in de Dublinverordening genoemde criteria verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van de vreemdeling. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling [8] van 12 september 2017. [9] Dit oordeel is gebaseerd op wat is bepaald in artikel 23, vierde lid, en artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening. Ten tijde van het verzoek tot terugname aan de Duitse autoriteiten beschikte verweerder alleen over de verklaringen van eiseres tijdens het aanmeldgehoor. De persoonlijke omstandigheden van eiseres doen niets af aan de verantwoordelijkheidsbepaling. Verweerder had de gestelde omstandigheden van eiseres dan ook niet hoeven op te nemen in het terugnameverzoek. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het terugnameverzoek aan Duitsland onvolledig is geweest.
5. Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar standpunt dat het bestreden besluit ongemotiveerd en op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Hoewel niet alle verklaringen van eiseres kenbaar in het voornemen zijn betrokken, zijn daarin wel de door verweerder dragende overwegingen opgenomen. Ook heeft eiseres door het indienen van een zienswijze de gelegenheid gehad om te reageren op het voornemen. Verweerder heeft vervolgens alle argumenten van eiseres uit het aanmeldgehoor en de zienswijze in het bestreden besluit betrokken. In dit kader verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, waarin sprake was van een vergelijkbare handelwijze van verweerder. [10] Eiseres heeft betoogd dat op deze wijze haar een kans is ontnomen om te reageren op het standpunt van verweerder. Zij heeft echter niet geconcretiseerd hoe zij door deze handelwijze in haar belangen is geschaad. Zij heeft immers niet aangevoerd wat zij door de handelwijze van verweerder pas in beroep naar voren heeft kunnen brengen, maar eigenlijk al had willen doen in haar zienswijze. Daarnaast is het voornemen geen rechtshandeling, maar een voorgenomen mededeling van feitelijke aard die wordt bekendgemaakt aan eiseres. Een voornemen is dus geen op rechtsgevolg gericht besluit. Zoals hierboven overwogen is, is eiseres in de gelegenheid gesteld om op het voornemen te reageren voor een besluit werd genomen, waarvan eiseres gebruik heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
6. In beginsel mag verweerder ten aanzien van Duitsland, dat net als Nederland partij is bij het EVRM en het Vluchtelingenverdrag, uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet kan. Eiseres is hier niet in geslaagd. Niet is gebleken van dusdanige tekortkomingen in de asiel- en opvangvoorzieningen in Duitsland dat eiseres bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [11] of artikel 4 van het Handvest. [12] De eerdere ervaringen van eiseres in Duitsland zijn hiertoe ook onvoldoende, omdat de situatie moet worden beoordeeld die zij tijdens en na de (toekomstige) overdracht te verwachten heeft. Bovendien hebben de Duitse autoriteiten met de aanvaarding van het terugnameverzoek gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en internationale verdragen.
7. Op grond van het Tarakhel-arrest dient verweerder, in geval van bijzondere kwetsbaarheid van een vreemdeling, om individuele garanties te vragen voordat verweerder de vreemdeling overdraagt. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. Eiseres is hier niet in geslaagd. Zij heeft immers enkel verklaard over haar kwetsbaarheid, maar heeft haar verklaringen niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 april 2024 treft geen doel, omdat de situatie in die zaak niet vergelijkbaar is met die van eiseres. In de verwezen uitspraak was namelijk sprake van meerdere aangiftes door de vreemdeling. Ook is niet gebleken van medische omstandigheden die eiseres bijzonder kwetsbaar maken in de zin van het Tarakhel-arrest. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit en ter zitting vermeld dat op grond van artikel 32 van de Dublinverordening, waar nodig, de relevante medische gegevens van eiseres aan Duitsland worden doorgegeven voor overdracht. Verder is niet gebleken dat eiseres bij voorkomende problemen niet kan klagen of dat dit bij voorbaat zinloos is. Deze beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
8. Ook de persoonlijke situatie van eiseres en haar ervaringen in Duitsland leiden niet tot een ander oordeel. De verklaringen van eiseres dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld is niettemin een onwenselijke behandeling. De rechtbank miskent de ernst hiervan niet. Deze ervaringen van eiseres zijn echter geen omstandigheden die maken dat de overdracht aan Duitsland van een onevenredige hardheid zou getuigen. Verweerder heeft hierbij in overweging kunnen nemen dat eiseres geen bescherming heeft gezocht bij de Duitse autoriteiten en dat ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Voor medische omstandigheden die aanleiding zouden geven tot een beletsel voor overdracht is ook niet gebleken. Eiseres heeft namelijk geen medische documenten ter onderbouwing overgelegd. Hoewel eiseres heeft verwezen naar WI 2022/19, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat deze inmiddels is vervangen door WI 2024/2. Volgens beide stukken geldt dat uitzetting per vliegtuig achterwege blijft voor Dublinclaimanten van zes weken vóór tot zes weken na een bevalling. Deze periode is inmiddels verstreken, zodat de verwijzing geen doel treft. Bovendien dient voor de toepassing van artikel 64 van de Vw een aparte aanvraag te worden ingediend.
Eiseres heeft ook verder geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht aan Duitsland van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich te trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger-beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger-beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
3.Op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening.
5.Arrest van het Europese Hof van de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
6.Werkinstructie 2022/19 Artikel 64 Vw.
7.Dienst Terugkeer en Vertrek.
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
12.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.