ECLI:NL:RBDHA:2024:19962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.40908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Kroatië en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, wiens nationaliteit onbekend is, een asielaanvraag had ingediend in Nederland op 7 mei 2024. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting op 21 november 2024 heeft eiser zijn bezwaren tegen het bestreden besluit toegelicht, onder andere door te wijzen op het risico van pushbacks in Kroatië, ondersteund door rapporten van de NGO No Name Kitchen.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiser zijn zorgen over de behandeling in Kroatië heeft geuit, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat er van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Dit betekent dat de Kroatische autoriteiten geacht worden Dublinclaimanten niet in strijd met de mensenrechten te behandelen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij als Dublinclaimant een reëel risico loopt op pushbacks of andere schendingen van zijn rechten. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de relatie van eiser met zijn neefje in Nederland niet voldoende is om een uitzondering te maken op de Dublinverordening. De wens van eiser om bij zijn neefje te verblijven is begrijpelijk, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen bijzondere omstandigheden zijn die de overdracht aan Kroatië onredelijk maken. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten met de verklaring dat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1991. Zijn nationaliteit is onbekend. Hij heeft op 7 mei 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor deze aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 22 april 2024 in Kroatië om internationale bescherming heeft verzocht. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening [1] de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek op 29 juni 2024 geaccepteerd op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Hij voert daartoe aan als volgt. Hij vreest slachtoffer te worden van pushbacks, en heeft ter onderbouwing een rapport van de NGO No Name Kitchen van 4 juli 2024 overgelegd. Daarin worden praktijkvoorbeelden gegeven over de wijze waarop pushbacks worden verricht. Ook heeft hij een rapport van deze NGO van oktober 2024 ingebracht waarin specifieke voorbeelden worden gegeven over het verbranden van documenten en eigendommen van asielzoekers. Uit beide rapporten blijkt dat de Kroatische politie daarbij systematisch camera’s uitzet of afdekt. Verder had verweerder hem moeten confronteren met eventuele tegenstrijdige verklaringen. Uit meerdere overgelegde stukken blijkt de familierechtelijke band met zijn neefje. Het is in het belang van dat neefje dat eiser in Nederland verblijft als pleegouder en enige gezinslid. Verweerder heeft de asielaanvraag ten onrechte niet inhoudelijk behandeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In geschil is de vraag of ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5. Uit de uitspraak van de Afdeling [2] van 9 oktober 2024 [3] volgt dat verweerder ten aanzien van Kroatië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De Afdeling heeft dit oordeel nogmaals bevestigd bij uitspraak van 5 november 2024. [4] Daarbij is geoordeeld dat het al dan niet plaatsvinden van pushbacks aan de buitengrenzen en soms ook verder in het binnenland onvoldoende is voor het oordeel dat ook Dublinclaimanten een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. Net zoals de Afdeling al heeft geoordeeld in de uitspraak van 13 september 2023 [5] zijn de pushbacks niet gericht tegen Dublinclaimanten. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er dan ook van worden uitgegaan dat de Kroatische autoriteiten de Dublinclaimanten niet in strijd met de mensenrechten zullen behandelen.
6. Het is aan eiser om het tegendeel aannemelijk te maken. Hij heeft in dit kader de rapporten van No Name Kitchen ingebracht. In deze rapporten is algemene informatie opgenomen die vooral betrekking heeft op gevallen waarbij sprake is van illegale grensoverschrijding. Voor zover de voorbeelden genoemd in de rapporten al zien op Dublinclaimanten geldt dat het beperkte aantal geregistreerde gevallen daarvan onvoldoende is om te kunnen concluderen dat sprake is van (stelselmatige) pushbacks van Dublinclaimanten. Eiser heeft met de rapporten van No Name Kitchen dan ook geen concrete aanknopingspunten geleverd op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat hij als Dublinclaimant een reëel risico loopt om door middel van pushbacks vanuit Kroatië te worden doorgestuurd naar een derde land, zonder dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen indienen en een asielprocedure heeft kunnen doorlopen.
7. Verder heeft eiser met zijn verklaringen over wat hij zelf in Kroatië heeft meegemaakt niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest [6] en artikel 3 van het EVRM [7] strijdige behandeling. Deze verklaringen over de door hem ervaren slechte behandeling door de Kroatische autoriteiten gaan namelijk over de wijze waarop hij bij eerste aankomst in Kroatië is behandeld en niet over de toekomstige situatie dat eiser als Dublinclaimant zal worden overgedragen. [8] Over dit laatste kan eiser ook niet verklaren, nu hij niet eerder als Dublinclaimant is overgedragen aan Kroatië. Eiser heeft verder dus niet met landeninformatie onderbouwd dat Dublinclaimanten, die gereguleerd op het vliegveld worden overgedragen aan de Kroatische autoriteiten, na overdracht een risico lopen om in eenzelfde situatie terecht te komen als eiser eerder heeft meegemaakt aan de grens met Kroatië.
8. Voor zover eiser met de door hem overgelegde stukken al heeft onderbouwd dat Yazan Alomari zijn neefje is, geldt dat geen sprake is van gezinsleden in de zin van artikel 2, onder g, van de Dublinverordening. De Dublinverordening beoogt waarborgen te bieden voor het familie- en gezinsleven, die hun weerslag vinden in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16. Deze artikelen bieden voor eiser geen uitkomst. De Dublinverordening is op zichzelf niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een familie- of gezinslid in Nederland kan worden verkregen. De wens van eiser om bij zijn in Nederland verblijvende neefje te verblijven is begrijpelijk, maar verweerder heeft de relatie tussen eiser en het neefje in redelijkheid niet hoeven aanmerken als een bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat overdracht van eiser aan Kroatië van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
9. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, eisers asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Zie de Afdelingsuitspraak van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645, en punt 64 van het arrest