ECLI:NL:RBDHA:2024:19887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
NL24.36498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Turkse nationaliteit in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Turkse asielzoeker beoordeeld. De eiser heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 5 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat er aanwijzingen zijn voor systeemfouten in de Bulgaarse asielprocedure voor Turkse asielzoekers, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden gehanteerd. De rechtbank verwijst naar het AIDA-rapport, dat ernstige tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure aantoont, zoals een 100% afwijspercentage voor Turkse asielzoekers in 2023 en gebrekkige toegang tot rechtsbijstand. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en vernietigt dit. De verweerder wordt opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Turkse nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 september 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Kan verweerder voor Turkse asielzoekers ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser voert aan dat er voor Turkse asielzoekers ten aanzien van Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omdat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat hen geen eerlijke asielprocedure te wachten staat. Uit het AIDA-rapport Bulgarije over 2023, verschenen in april 2024, blijkt dat Bulgarije Turkije als een veilig land van herkomst beschouwt. Bulgarije is al door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) veroordeeld voor refoulement van een Turks staatsburger. Nu eiser lid is van de [politieke partij] [3] heeft hij in Turkije voor vervolging te vrezen. Overdracht aan Bulgarije betekent voor hem daarom indirect refoulement. Uit het AIDA-rapport blijkt ook dat Turkse asielzoekers vrijwel geen status kunnen krijgen in Bulgarije. In 2023 zijn alle asielverzoeken van Turkse staatsburgers afgewezen, waarvan 58 procent in de versnelde procedure. Uit het AIDA-rapport blijkt dat er afspraken zijn tussen Bulgarije en Turkije over de migratiestroom en dit duidt volgens eiser op een probleem in de asielprocedure. Hij verwijst naar een tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 15 juli 2024, [4] waarin de rechtbank oordeelt dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de Bulgaarse asielprocedure voor Turkse asielzoekers. Daarbij wijst eiser op andere gebreken in de Bulgaarse asielprocedure: afwezigheid van tolken en rechtsbijstand, gebrekkige opvang en de versnelde procedure die in strijd is met de Procedurerichtlijn [5] . Eiser betoogt dat hij geen beroep doet op een verschil in toelatingsbeleid tussen Nederland en Bulgarije maar op systeemfouten in de Bulgaarse asielprocedure. Bovendien is eiser in Bulgarije slecht behandeld door de autoriteiten en was hij in Turkije ook al slachtoffer van politiegeweld.
5. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar zijn verweerschrift in het kader van eisers verzoek om voorlopige voorziening procedure [6] op het standpunt dat zijn beroep op de tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, geen doel treft omdat deze uitspraak niet in rechte vaststaat. Daarbij ziet verweerder geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten bij de Bulgaarse autoriteiten. Het lage inwilligingspercentage zegt volgens verweerder niets over de wijze waarop een lidstaat asielverzoeken van een specifieke groep personen behandelt. Daarbij behoeven de cijfers in het AIDA-rapport nuanceringen die niet in het rapport staan. Uit openbare informatie blijkt namelijk dat het aantal verzoeken van Turkse vreemdelingen zo beperkt is, dat die cijfers niets zeggen over de wijze en zorgvuldigheid waarmee die verzoeken worden behandeld. Het gegeven dat Bulgarije Turkije als veilig land van herkomst beschouwt, moet ook in dit kader worden bezien. Daarbij is een verschil in beschermingsbeleid tussen lidstaten niet relevant voor de vraag wie verantwoordelijk is voor eisers asielaanvraag. Alleen wanneer sprake is van structurele systeemfouten in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen kan een mogelijk risico op indirect refoulement een rol spelen. Verweerder verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023 [7] en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 juni 2024. [8]
6. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat er in een Dublinprocedure geen ruimte is voor het toetsen van het risico op indirect refoulement als gevolg van uiteenlopend beschermingsbeleid, en dat ook materiele meningsverschillen tussen lidstaten over de vraag wanneer een vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming, niet relevant zijn. Dit is anders wanneer niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.1.
De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2024 [9] volgt dat de opvang van Dublinasielzoekers in Bulgarije niet zo gebrekkig is dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor zover eiser wijst op het gebrek aan tolken en rechtsbijstand, heeft hij niet nader heeft onderbouwd dat op deze gebieden sprake is van zodanige gebreken of onrechtmatigheden dat hierom niet meer kan worden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.2.
De rechtbank is echter wel van oordeel - anders dan verweerder - dat de door eiser benoemde informatie over de inwilliging van aanvragen van Turkse asielzoekers en de behandeling van deze asielzoekers, een serieuze aanwijzing is dat er niet alleen sprake is van een verschil in beschermingsbeleid, maar van een systeemfout in de Bulgaarse asielprocedure ten aanzien van Turkse asielzoekers. De omstandigheid dat er in de jaren 2018, 2019 en 2023 geen enkele asielaanvraag van een Turkse asielzoeker is toegewezen en in de jaren 2020, 2021 en 2022 het toewijzingspercentage erg laag was, roept op zichzelf de vraag op of Turkse asielzoekers wel een eerlijke asielprocedure kunnen doorlopen in Bulgarije waarin hun aanvraag inhoudelijk beoordeeld wordt. In het AIDA-rapport staat:
‘Therefore, the rejection rate of Turkish asylum seekers over the years was increasing to reach 100% both in 2018 and 2019. In 2020, just one Turkish national was granted protection in Bulgaria. In 2021, there were little changes for Turkish applicants despite the altered political situation. If not immediately readmitted, Turkish asylum seekers still faced a 92% rejection rate.
(…)
In 2022, a gradual improvement in Turkish applicants’ treatment was registered. Just 33% of cases were dealt as manifestly unfounded in accelerated procedure, while in 2021 these were 83% of the decided cases. Even so, the overall recognition rate they enjoyed was quite modest, representing 16% of the total decisions (5% refugee status and 11% subsidiary protection), while the rejection rate remained significantly high (84% of the total). However, in 2023 their treatment once more deteriorated - 100% rejection rate with 58% refused in accelerated procedures as manifestly unfounded claims394.’ [10]
6.3.
Verweerder heeft betoogd dat een inwilligingspercentage niets zegt over de mogelijk gebrekkige wijze waarop een lidstaat asielverzoeken van een specifieke groep personen behandelt. Dit standpunt had de rechtbank kunnen volgen als het AIDA-rapport niet ook deze informatie had gegeven:
‘Moreover, despite settled case-law whereby the lodging of an application for international protection entitles the asylum seeker to apply for an immediate release from detention, many Turkish asylum seekers were kept in immigration detention centres for the duration of their entire asylum procedure, in violation of national law. They were subsequently subject to negative decisions and deported back to Türkiye. In such cases, the immigration police made every effort to prevent Turkish detainees from accessing lawyers and legal advice. This practice has been publicly recognised and acknowledged by the former Prime Minister,388 and seemed to be the result of an informal political agreement between the Bulgarian and Turkish governments.389 It was a long-standing practice of the Bulgarian authorities to prevent the Turkish nationals from access to procedure and international protection, as well as to expedite their return to the country of origin including, in several cases, in violation of the non-refoulement principle. In return, the Turkish authorities divert to a large extent the migratory pressure from the Bulgarian border to the Greek one.390 It was presumed that similar arrangements were reached mid-2023 as far as after the summer peak of 5,025 individuals who entered Bulgaria during August alone,391 the number of the new arrivals gradually decreased to 546 individuals (-88%) in December 2023.392.’ [11]
6.4.
Uit het AIDA-rapport blijkt verder dat het vast beleid was van de Bulgaarse autoriteiten om aanvragen van Turkse asielzoekers af te wijzen en de aanvragers terug te sturen naar Turkije, waarbij een rechtsgang van de slachtoffers hiervan werd belemmerd. Verweerder is hierop niet ingegaan. De cijfers uit het AIDA-rapport tonen vervolgens, op een kleine verbetering in 2022 na, niet aan dat deze praktijk is beëindigd. Wat de indruk van voortzetting van deze praktijk versterkt, is dat Bulgarije, zoals verweerder ook erkent, Turkije de facto als veilig land van herkomst beschouwt. Dit terwijl Bulgarije officieel geen veilige landen van herkomst heeft aangewezen:
‘Similar to the situation of Afghan asylum seekers, the applications for protection lodged by Turkish nationals were treated as manifestly unfounded and considered as originating from a “safe country of origin” for many years (from 2014 to 2021), notwithstanding the fact that the Bulgarian asylum system presently does not officially apply any of the safe country concepts.385 Bulgaria has not adopted a list of “safe countries or origin” since 2001.386 In the draft lists prepared as a result of the EC-Bulgaria 2023 Pilot project on fast asylum and return procedures387 Türkiye was included both as a safe country of origin, and as a safe third country for Syrian nationals; however, these lists have not been officially adopted.’ [12]
6.5.
Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het gegeven dat Bulgarije Turkije de facto als veilig land aanmerkt, niet betekent dat alle aanvragen worden afgewezen. Volgens verweerder blijkt hieruit ook niet dat er gebreken zitten in de asielprocedure voor Turkse asielzoekers. Gezien de hierboven genoemde cijfers over Turkse asielverzoeken volgt de rechtbank dit betoog niet; de hiervoor weergegeven informatie is, in samenhang bezien, wel degelijk een serieuze aanwijzing voor systeemfouten in de asielprocedure.
6.6.
Daarbij komt, zoals eiser aanvoert, dat de versnelde procedure in Bulgarije volgens de Europese Commissie kennelijk niet voldeed:
‘In the upcoming amendment of the national asylum law279 following recommendations by the Commission, provided during the negotiations and implementation280 of the EC-Bulgaria pilot project on accelerated procedure, both admissibility and accelerated procedure’s grounds were re-worded281 and reorganized in the text of the relevant national law to fully correspond to the respective provisions of the APD.’ [13]
‘In the past, Turkish and Afghan nationals were subjected to unfair and discriminatory treatment293 with very low recognition rates with their applications overwhelmingly determined in accelerated procedure. In 2022 their situation, especially concerning Afghan applicants, improved. Out of all 69 Afghan cases decided on their substance just 20% were dealt in accelerated procedure as manifestly unfounded, while in 2022 these were 20% of the decided cases; 86% in 2021, and 95% in 2020. However, in 2023, out of all 194 Afghan cases decided on their substance nearly 66% were again dealt in accelerated procedure as manifestly unfounded. The improvement in the treatment of Turkish applicants also was neither steady nor significant, as 37% of cases were dealt as manifestly unfounded in accelerated procedure, while in 2022 these were 33% of the decided cases; against the backdrop of 83% in 2021, and 58% in 2020.’ [14]
Volgens het AIDA-rapport waren Turkse asielzoekers in de jaren voorafgaand aan 2022 slachtoffer van een onrechtmatige en discriminatoire behandeling in de versnelde procedure. In 2022 was hierin enige verbetering te zien maar in 2023 niet meer. In dat laatste jaar zijn ook weer alle Turkse asielaanvragen afgewezen. Verder is niet duidelijk of de voorziene wetsaanpassing al is ingevoerd.
6.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is alle hiervoor weergegeven informatie samen een zodanige aanwijzing voor een systeemfout in de Bulgaarse asielprocedure ten aanzien van Turkse asielzoekers, dat verweerder niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering voor eiser kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. De rechtbank overweegt hierbij dat deze informatie niet is beoordeeld in de uitspraken van de Afdeling van 24 juni 2024 en 16 augustus 2023. [15]
6.8.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd, en dus is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder heeft verklaard geen reden te zien om het nadere onderzoek te doen dat deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, hem in de onder 4 genoemde tussenuitspraak had verzocht te doen, geeft de rechtbank verweerder nu niet de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.1
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 september 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.[politieke partij] .
5.Richtlijn 2013/32/EU.
6.Zaaknummer NL24.40651.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023, Ministero dell’Interno e.a., ECLI:EU:C:2023:934.
10.AIDA-rapport, pagina 73.
11.AIDA-rapport update 2023, p. 72.
12.AIDA-rapport update 2023, p. 72.
13.AIDA-rapport update 2023, p. 54.
14.AIDA-rapport update 2023, p. 55.