ECLI:NL:RBDHA:2024:19483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
NL24.39995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardige identiteit en problemen met Al-Shabaab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had in 2021 een eerste asielaanvraag ingediend, die inmiddels in rechte vaststaat. Op 26 juli 2023 diende hij een opvolgende aanvraag in, die door de minister op 8 oktober 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De minister oordeelde dat de identiteit van eiser en de gestelde problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij wordt bedreigd door Al-Shabaab en dat zijn moeder in oktober 2022 door hen is vermoord. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden en concludeert dat de minister op goede gronden de identiteit van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat de documenten die eiser heeft overgelegd, niet voldoende zijn om zijn identiteit en de gestelde bedreigingen door Al-Shabaab te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de problemen met Al-Shabaab niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39995

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft in 2021 een eerste asielaanvraag ingediend. De afwijzing van die aanvraag staat inmiddels in rechte vast. Eiser heeft op 26 juli 2023 een opvolgende aanvraag (de asielaanvraag) ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder een terugkeerbesluit aan eiser opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarbij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.39996.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzingen van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij wordt bedreigd door Al-Shabaab en dat Al-Shabaab actief naar hem op zoek is. Deze problemen heeft eiser ook aan zijn eerste asielaanvraag ten grondslag gelegd en deze zijn toen door de minister ongeloofwaardig geacht. In oktober 2022 is volgens eiser zijn moeder vermoord door Al-Shabaab. Al-Shabaab kwam volgens eiser bij zijn moeder om te zoeken naar hem. Dit bewijst volgens eiser dat hij in gevaar is als hij terugkeert. Eiser heeft verschillende documenten aangeleverd waaruit van de moord en de toedracht blijkt, volgens eiser. Hij heeft dit niet bij de eerdere aanvraag naar voren kunnen brengen omdat de moord is gepleegd na die eerste asielaanvraag en hij pas op de hoogte is gesteld van de moord nadat de afwijzing van die eerste aanvraag in rechte vast stond.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst; en
  • problemen met Al-Shabaab
De minister stelt zich op het standpunt dat nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn maar acht de identiteit ongeloofwaardig. De problemen met Al-Shabaab zijn volgens de minister nog steeds ongeloofwaardig.
4.1.
Eiser heeft bij zijn asielaanvraag onder meer een geboorteverklaring en een identiteitsverklaring van de burgemeester van Mogadishu gevoegd. Volgens de minister geeft eiser geen goede verklaring waarom hij deze documenten pas na afronding van de procedure van zijn eerste aanvraag heeft aangevraagd en nu inbrengt. Daarbij heeft het Bureau Documenten na onderzoek geconcludeerd dat deze twee documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Bij de minister zijn daardoor twijfels ontstaan over de identiteit en wordt de identiteit niet langer geaccepteerd. Doordat de identiteit van eiser niet geloofwaardig wordt geacht, kan ook het verband tussen eiser en de in de overige documenten genoemde personen niet worden vastgesteld.
4.2.
De door eiser aangeleverde overlijdensverklaring van Dharkeynley District Court en de verklaringen van de Somalische ambassade dragen volgens de minister niet bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Uit de overlijdensverklaring van Dharkeynley District Court blijkt weliswaar dat een persoon is vermoord van wie eiser stelt dat het zijn moeder is, maar niet dat deze moord door Al-Shabaab is gepleegd. Ook blijkt uit deze verklaring niet dat de moord verband houdt met eiser, aldus de minister. In de overlijdensverklaring van de Somalische ambassade zijn twee personen uit Nederland als getuige opgenomen. Deze getuigen verbleven ten tijde van de moord in Nederland en zijn geen getuige van de moord zelf en kunnen ook niet uit eigen wetenschap verklaren over het overlijden. Uit deze verklaring blijkt volgens de minister ook niet van een verband tussen de moord en Al-Shabaab, dan wel Al-Shabaab en eiser. Deze documenten dragen daarom niet bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser.
4.3.
De overige documenten die eiser heeft betreffen de verklaring van het overlijden van het ziekenhuis, Madina Hospital en de verklaring van de politie in Dharkeynley. Uit de verklaring van Madina Hospital blijkt dat de genoemde persoon is gestorven als gevolg van een schotverwonding. In de verklaring van de politie in Dharkeynley wordt door getuigen verklaard dat de moord door Al-Shabaab is gepleegd, maar niet blijkt op basis waarvan de daar opgenomen getuigen deze conclusie trekken. De minister benadrukt dat het cruciaal is dat eiser gedetailleerde verklaringen kan afleggen hoe hij (of zijn vrouw) aan de inhoud van deze documenten is gekomen, maar dat hij dat niet kan. Ook niet als om opheldering wordt gevraagd. De minister wijst erop dat dit van belang is om de betrouwbaarheid te toetsen van documenten die niet op echtheid kunnen worden getoetst.
4.4.
Eiser is volgens de minister in grote lijnen niet geloofwaardig omdat hij een tweetal documenten heeft ingebracht die niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Hij is tevens in grote lijnen niet geloofwaardig omdat zijn verklaring over de reden dat hij documenten over zijn identiteit niet eerder heeft ingediend, niet gedetailleerd en niet consistent is.
Uit het geheel van documenten volgt volgens de minister niet geloofwaardig dat de moeder van eiser is vermoord door Al-Shabaab en dat dit verband houdt met eiser.
Oordeel
5. Met betrekking tot de ongeloofwaardig bevonden identiteit overweegt de rechtbank als volgt.
5.1. Eiser heeft in zijn aanmeldgehoor op 10 december 2021 verklaard dat hij thuis beschikt over een Somalische identiteitskaart en dat hij denkt dat deze identiteitskaart wel opgestuurd kan worden. Eiser heeft verder tijdens de eerste asielprocedure, op 7 juni 2022, verklaard dat hij zijn paspoort thuis heeft achtergelaten en dat hij gaat navragen of het daar nog ligt. De identiteitskaart en het paspoort zijn nadien niet overgelegd.
5.2. Wel heeft eiser ruim een jaar later, ter onderbouwing van zijn opvolgende asielaanvraag, andere documenten overgelegd. De door eiser aangeleverde geboorteverklaring en identiteitsverklaring van de burgemeester van Mogadishu zijn volgens Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. De legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Somalië op deze documenten is volgens Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij het tweede en het derde document dat bij zijn asielaanvraag is gevoegd, bij de ambassade heeft getoond. Dit zijn de twee documenten van de burgemeester van Mogadishu. Daarmee is de verklaring van de ambassade gebaseerd op de inhoud van deze twee documenten. Over ander onderzoek naar zijn identiteit door de ambassade heeft eiser niet kunnen verklaren en van een dergelijk onderzoek blijkt ook niet uit de documenten. De documenten van de ambassade zijn volgens Bureau Documenten vervolgens weliswaar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt en bevoegd opgemaakt en afgegeven, maar niet kan worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn. Eiser heeft geen verklaring van de ambassade ingebracht waarin is te lezen waarom de conclusies van Bureau Documenten onjuist zouden zijn. [1] Verder weet eiser ook niet te verklaren hoe de documenten die aan de ambassade zijn voorgelegd nu (precies) zijn verzameld.
5.3. Nu niet is gebleken dat de identiteit die wordt vermeld in de documenten van de ambassade inhoudelijk is gebaseerd op andere documenten dan de documenten die niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven, heeft de minister op goede gronden kunnen besluiten de in de documenten van de ambassade genoemde identiteit niet te volgen. De minister heeft verder deugdelijk gemotiveerd waarom hetgeen eiser naar voren heeft gebracht er niet toe heeft geleid dat de gestelde identiteit in onderhavige procedure aannemelijk is geacht.
6. Met betrekking tot de gestelde problemen met Al-Shabaab overweegt de rechtbank als volgt.
6.1. Doordat de identiteit van eiser niet geloofwaardig wordt geacht, kan ook het verband tussen eiser en de in de overige documenten genoemde personen niet worden vastgesteld. Voor beantwoording van de vraag of artikel 3 van het EVRM zich verzet tegen terugkeer naar het land van herkomst is dit wel van belang. [2] 6.2. De minister neemt verder -voor zover nog wel inhoudelijk is gekeken naar het relaas- op goede gronden het standpunt in dat ook op basis van de documenten waarin Al-Shabaab in verband wordt gebracht met de gestelde moord, niet aannemelijk is gemaakt dat een moord door Al-Shabaab is gepleegd. Met betrekking tot de verklaring van de ambassade over het overlijden erkent eiser dat de daarin genoemde getuigen, geen getuigen zijn die iets kunnen zeggen over de juistheid van de inhoud van de verklaringen. Ze zijn geen getuigen van de toedracht of de gestelde moord in Somalië. De in deze verklaring opgenomen mededeling dat de moord door Al-Shabaab is gepleegd, kan niet op de eigen waarneming van deze getuigen gebaseerd zijn. Op grond waarvan deze mededeling wel is opgenomen in de verklaring van de ambassade en waarom deze mededeling zou bijdragen aan de geloofwaardigheid dat de moord door Al-Shabaab is gepleegd, heeft eiser niet kunnen uitleggen. De verklaring van de politie in Dharkeynley houdt weliswaar de mededeling in dat door een tweetal personen is getuigd dat de persoon waarvan eiser stelt dat het zijn moeder is, door Al-Shabaab is vermoord, maar daarbij ontbreekt de informatie wat deze getuigen hebben waargenomen en hoe zij hebben kunnen waarnemen dat de daders bij Al-Shabaab horen. Desgevraagd kan eiser dit zelf ook niet verklaren en geeft hij aan dat hij de inhoud van de documenten niet kent omdat zijn vrouw deze documenten heeft geregeld. Ook uit het overige dat eiser aanvoert, wordt niet aannemelijk dat Al-Shabaab de moord zou hebben gepleegd.
6.2. Dat de moord tot slot verband zou houden met eiser volgt alleen uit de verklaring van eiser zelf, zonder dat eiser benoemt waaruit dit blijkt.
6.3. De minister heeft op basis van hetgeen eiser naar voren heeft gebracht niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat door Al-Shabaab een moord is gepleegd die verband houdt met eiser.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2923.
2.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 10 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1365.