Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 6 december 2023 ingekomen verzoek van:
[vader] ,
[moeder] ,
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen naar Libië. Het verzoek was ingediend door de vader, die stelde dat de moeder de kinderen ongeoorloofd naar Nederland had gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland ligt, aangezien zij samen met hun ouders naar Nederland zijn gekomen met de intentie om hier te blijven en inmiddels zijn ingeschreven op een Nederlandse school. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De vader had verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de kinderen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De moeder heeft verweer gevoerd en gesteld dat het gezin asiel heeft aangevraagd in Nederland na problemen in hun thuisland. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kinderen in Nederland zijn geïntegreerd en dat hun verblijf daar niet tijdelijk is. De overige verzoeken van de vader zijn eveneens afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.