ECLI:NL:RBDHA:2024:19390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
C/09/670957 / FA RK 24-5821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugverhuizing en wijziging zorgregeling afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot terugverhuizing en wijziging van de zorgregeling. De moeder verzocht de rechtbank te bepalen dat de vader binnen twee maanden moest terugverhuizen naar de gemeentegrenzen van [plaatsnaam 1] en dat de zorgregeling moest worden aangepast. De vader had recentelijk zonder overleg met de moeder verhuisd van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2], wat leidde tot bezorgdheid over de impact op de kinderen en hun sociale contacten. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing van de vader niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat zijn belang bij de nieuwe woonruimte zwaarder weegt dan de belangen van de moeder en de kinderen. De rechtbank concludeerde dat de zorgregeling niet in het gedrang is gekomen en dat de huidige regeling kan blijven bestaan. De verzoeken van zowel de moeder als de vader werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De rechtbank benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders voor het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5821
Zaaknummer: C/09/670957
Datum beschikking: 19 november 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 12 augustus 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. drs. M. Erkens te Wateringen, gemeente Westland.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kahya-Ekinci te Rijswijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek.
Op 22 oktober 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- te bepalen dat de vader binnen twee maanden moet terugverhuizen binnen de gemeentegrenzen van [plaatsnaam 1] ;
- te bepalen dat de reguliere verdeling van de verzorgende en opvoedende taken uit de beschikking van 29 mei 2019 worden gewijzigd, in die zin dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot contact met elkaar gedurende de oneven weekenden van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 19.30 uur, waarbij de vader verzorgt dat de kinderen worden opgehaald en teruggebracht, zolang de vader niet naar [plaatsnaam 1] is verhuisd;
- te bepalen dat, indien de vader niet binnen twee maanden is terugverhuisd, de zorgverdeling uit de beschikking van 29 mei 2019 definitief wordt gewijzigd zoals verwoord onder het vorige gedachtestreepje, alsmede dat dan het hoofdverblijf van [minderjarige 1] wordt bepaald bij de moeder;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht een week op week af zorgregeling te bepalen, waarbij de kinderen om de week om en om bij een ouder zijn, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het zelfstandig verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] .
- De ouders oefenen over beide kinderen het ouderlijk gezag gezamenlijk uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 29 mei 2019 is – voor zover nu van belang – bepaald dat [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder en dat [minderjarige 1] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader. Voorts zijn in de beschikking opgenomen de door de ouders getroffen onderlinge regelingen betreffende de kinderen, waaronder de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan die beschikking gehechte document ‘Reeds gemaakte afspraken bij ouderschap bij scheiden (via Impegno) en onderling, [plaatsnaam 1] , 29 april 2019’.
- Op basis van genoemde door de ouders getroffen onderlinge regelingen betreffende de kinderen verblijven de kinderen op maandag uit school tot woensdagochtend naar school bij de vader en op woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder. Verder zijn de kinderen in de oneven weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader en in de even weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder.

Beoordeling

Wettelijke kader
Artikel 1:253a, eerste lid, BW bepaalt dat in geval van een gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen de ouders niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen op de voorliggende verzoeken van de moeder en de vader die haar in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling verhuizing, zorgregeling en hoofdverblijfplaats [minderjarige 1]
Volgens vaste rechtspraak – onder meer de Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 – dient de rechter bij zijn beslissing over een verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waarbij de belangen van het kind voorop staan en steeds een overweging van de eerste orde dienen te zijn. Dit betekent overigens niet dat het belang van het kind bij dergelijke geschillen altijd zwaarder weegt dan andere belangen.
De vader is ongeveer een half jaar geleden met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , zijn huidige partner en haar vier kinderen verhuisd van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] . De moeder heeft geen toestemming gegeven voor de verhuizing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] .
De moeder heeft verzocht te bepalen dat de vader binnen twee maanden moet terugverhuizen binnen de gemeentegrenzen van [plaatsnaam 1] . De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer het volgende aangevoerd. De vader heeft nimmer gesproken over een verhuizing naar [plaatsnaam 2] , laat staan dat haar toestemming is gevraagd of dat overleg is geweest over de consequenties voor de zorgregeling. De verhuizing van de vader naar [plaatsnaam 2] heeft stevige consequenties. Daar waar de [minderjarige 2] en [minderjarige 1] eerst vanuit beide huizen op korte afstand van school woonden, is de afstand tussen vaders huis en de school nu aanzienlijk. [minderjarige 2] zal in het schooljaar 2025-2026 naar het voortgezet onderwijs gaan. Voor de moeder en [minderjarige 2] staat vast dat de school van [minderjarige 2] in [plaatsnaam 1] zal zijn. [minderjarige 2] maakt zich grote zorgen over hoe zij naar deze school gaat komen vanuit [plaatsnaam 2] . [minderjarige 2] vraagt zich af hoe dat gaat met haar vriendinnen en haar spullen. [minderjarige 2] heeft er huilbuien van.
De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzoek van de moeder. De vader heeft erkend dat hij heeft verzuimd de moeder tijdig te informeren en te raadplegen over zijn verhuizing, maar daarbij aangegeven dat hij niet anders kon. De vader heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zijn huidige partner en haar vier kinderen woonden in [plaatsnaam 3] , Zeeland. De vader en zijn huidige partner wilden samenwonen en hebben besloten dat de huidige partner naar [plaatsnaam 1] zou verhuizen, mede omdat het voor de vader niet mogelijk was om naar Zeeland te verhuizen vanwege het co-ouderschap. Toen de huidige partner zich wilde inschrijven op het adres van de vader, nadat zij haar eigen woning had opgezegd, gaf de woningcorporatie aan dat dit niet mogelijk was. Vanwege zijn financiële situatie is de vader niet in staat een particuliere woning te huren. Ook de huidige woningmarkt maakt het onmogelijk om een woning te vinden, laat staan een woning die groot genoeg is voor het samengesteld gezin in [plaatsnaam 1] . De vader en zijn huidige partner hebben verschillende oplossingen voor hun huisvestingsprobleem overwogen. Als zijn huidige partner zich niet kon inschrijven, zou zij met haar vier kinderen dakloos worden. De vader was in de veronderstelling dat hij zonder overleg met de moeder binnen een straal van 25 kilometer kon verhuizen. De vader heeft alles in het werk gesteld om een woning in [plaatsnaam 1] te vinden, maar dit bleek niet mogelijk. Op een dag is de vader benaderd door een corporatie die een woning in [plaatsnaam 2] aanbood die groot genoeg was voor het samengestelde gezin. De vader werd verteld dat hij snel moest reageren, omdat anders ook deze woning niet meer beschikbaar zou zijn. De vader kon niet anders dan deze woning snel te accepteren. Hierbij heeft hij ook geen ruimte gehad om dit met de moeder te bespreken. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is er weinig veranderd, behalve dat ze iets langer onderweg zijn.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om te bepalen dat de vader binnen twee maanden moet terugverhuizen binnen de gemeentegrenzen van [plaatsnaam 1] afwijzen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt voorop dat de verhuizing van de vader van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] zonder de moeder daarover te informeren en te raadplegen niet de schoonheidsprijs verdient. De vader had de moeder vooraf moeten betrekken bij de verhuisbeslissing en zo nodig vooraf vervangende toestemming voor de verhuizing moeten vragen. De rechtbank komt evenwel tot de conclusie dat de vader, als hij vooraf toestemming had verzocht aan de rechtbank, die toestemming zou hebben verkregen.
De vader had namelijk een aanzienlijk belang bij het aanvaarden van de hem aangeboden woonruimte in [plaatsnaam 2] , gezien zijn gezinssamenstelling en de huidige krapte op de woningmarkt. Tegenover het belang van de vader staat het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en de moeder om in één gemeente te wonen, waardoor de kinderen eenvoudiger van en naar de andere ouder en school kunnen reizen en ook vanuit de woning van de vader contact kunnen hebben met hun vrienden en vriendinnen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval het belang van de vader zwaarder weegt dan het belang van de moeder. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat gebleken is dat de zorgregeling niet in het gedrang is gekomen en onverminderd doorgang heeft. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de afstand [plaatsnaam 1] – [plaatsnaam 2] verre van ideaal is, maar ook niet zodanig groot is dat het grote belang van de vader daarvoor moet wijken. Nu de rechtbank het verzoek van de moeder tot terugverhuizing zal afwijzen moet de vraag beantwoord worden of de verhuizing noopt tot aanpassing van de zorgregeling.
Het verzoek van de moeder, in geval van niet terugverhuizing, ziet erop dat de co-ouderschapsregeling wordt teruggebracht naar een weekendregeling. De moeder acht een voortzetting van het co-ouderschap niet mogelijk zolang de vader in [plaatsnaam 2] woont. Volgens de moeder worden [minderjarige 2] en [minderjarige 1] dan ernstig beperkt in hun sociale contacten in [plaatsnaam 1] en ook het reizen door de afstand is belastend.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder tot vaststelling van een weekendregeling en heeft op zijn beurt verzocht om de vaststelling van een week op week af regeling. De vader heeft naar voren gebracht dat het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is om een gelijkwaardig contact met beide ouders te hebben, zoals nu het geval is. Volgens de vader doet de verhuizing naar [plaatsnaam 2] hier geen afbreuk aan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de huidige zorgregeling te wijzigen en zal zowel het verzoek van de moeder als het verzoek van de vader daartoe afwijzen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is dat zij hun vader in de huidige frequentie blijven zien. Zoals overwogen is de zorgregeling niet in het gedrang gekomen en heeft deze onverminderd doorgang. Niet gebleken is dat deze zorgregeling op dit moment niet goed loopt. De rechtbank begrijpt dat de reisafstand in de nieuwe situatie minder ideaal is dan in de oude situatie en dat dit meer zal vergen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De rechtbank neemt het de vader kwalijk dat hij de moeder en de kinderen onvoorbereid in deze situatie heeft gebracht en daarmee geen rekening heeft gehouden met hun behoeften en gevoelens.
Echter nu [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de nieuwe situatie samen met de andere kinderen van de huidige partner van de vader met de auto naar school gebracht en gehaald worden, is de rechtbank van oordeel dat dit niet zo onoverkomelijk is dat de zorgregeling momenteel moet worden aangepast. Ook in hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht ten aanzien van de sociale contacten van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ziet de rechtbank geen aanleiding de zorgregeling aan te passen. De rechtbank wil op dit moment ook nog niet vooruitlopen op de situatie dat [minderjarige 2] naar de middelbare school gaat. Deze situatie zal zich pas over iets minder dan een jaar voordoen. De rechtbank verwacht van de ouders dat zij tegen die tijd samen kritisch kijken wat dit voor [minderjarige 2] betekent en of de zorgregeling alsdan nog passend is. In dit licht wijst de rechtbank de ouders erop, zoals ook ter zitting besproken, dat zij zullen moeten werken aan een verbetering van hun onderlinge communicatie. De rechtbank en ook de Raad maken zich grote zorgen over de slechte communicatie tussen de ouders op dit moment en de ouders zullen zich moeten realiseren dat deze slechte communicatie zijn weerslag heeft op [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank ook het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen afwijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de moeder en de vader af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2024.