ECLI:NL:RBDHA:2024:18985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
NL24.43278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Algerije met belangenafweging

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel was opgelegd op 21 juni 2024 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 12 november 2024.

Eiser, geboren in 2001, stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, omdat er geen reactie is gekomen van de Algerijnse autoriteiten op een verzoek om een laissez-passer. Hij betwist dat er binnen een redelijke termijn een reëel zicht op uitzetting is. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel vanaf het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 24 september 2024.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting is. De omstandigheid dat er nog geen reactie is ontvangen van de Algerijnse ambassade leidt niet tot de conclusie dat er geen presentatie zal worden gepland. Bovendien heeft eiser nagelaten om zijn medewerking te verlenen door zijn Algerijnse paspoort niet te overleggen. De rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn en dat er geen feiten zijn die aanleiding geven om de belangen van eiser zwaarder te laten wegen dan de belangen van de staat.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43278

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 12 november 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 24 september 2024.
4. Eiser heeft in beroep een brief overgelegd die zijn gemachtigde op 10 oktober 2024 aan de Algerijnse ambassade heeft gestuurd. In de brief wordt gevraagd duidelijkheid te geven over de kans dat er een lp [3] zal worden afgegeven en over een eventueel in te plannen presentatie. Eiser stelt dat geen antwoord is gekomen op de brief. Verder constateert eiser dat er nog altijd geen presentatie is gepland, ondanks de regelmatige rappels van verweerder. Eiser meent daarom dat niet aannemelijk is dat de Algerijnse autoriteiten binnen een redelijke termijn het verzoek om een lp gaan oppakken. Hij betwist dan ook dat er een reëel zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn is. Ook stelt eiser dat hij ongeveer vijf maanden in detentie verblijft, tellend vanaf het opleggen van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vw. Mede gelet op het gezinsleven met zijn vrouw en zoon in Frankrijk, dient de belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen.
5. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te oordelen dat zicht op uitzetting ontbreekt. Dat er tot op heden nog geen (positieve) reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen of nog geen presentatie is gepland, maakt niet dat in eisers geval het zicht op uitzetting ontbreekt. Ook uit de omstandigheid dat de Algerijnse ambassade (nog) niet heeft gereageerd op de brief van eiser, leidt niet tot de conclusie dat er geen presentatie zal worden gepland of geen lp zal worden afgegeven.
6. In dit kader weegt de rechtbank verder mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Zo heeft eiser verklaard dat hij beschikt over een Algerijns paspoort, maar hij laat na om deze te overleggen. Ook heeft eiser tijdens het vertrekgesprek op 8 oktober 2024 nogmaals verklaard dat zijn paspoort in Frankrijk zal blijven. Hij vindt dat het niet zijn taak is om ergens voor te zorgen, dus hij zal afwachten. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat eventuele vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
7. Niet is betwist dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, waaruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt, nog altijd van toepassing zijn. Het gestelde gezinsleven in Frankrijk is nog altijd niet onderbouwd. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, aanleiding hadden moeten geven om eisers belang zwaarder te laten wegen en de bewaring op te heffen.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10534, 13 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12953 en 1 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:15794.
3.Laissez-passer.