ECLI:NL:RBDHA:2024:12953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.30073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en belangenafweging bij zicht op uitzetting naar Algerije

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende man, die op 21 juni 2024 in bewaring is gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, en dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, ondanks het ontbreken van een positieve reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag van eiser. Eiser heeft niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft in Frankrijk en heeft zijn medewerking aan het proces niet actief verleend. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging door verweerder correct is uitgevoerd en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30073

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek
gesloten op 6 augustus 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 3 juli 2024.
4. Eiser stelt dat uit de voortgangsrapportage niet blijkt dat verweerder een belangenafweging heeft gemaakt. De maatregel is daarom niet langer proportioneel. Hij voert daarbij aan concrete belangen te hebben die zwaar wegen. Hij stelt een vrouw en kind in Frankrijk te hebben. Op 6 september 2024 zou eiser een afspraak met de Franse autoriteiten hebben om zijn situatie te legaliseren. Eiser meent dat de inbewaringstelling tot na 6 september zal gaan duren, omdat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de lp [3] -aanvraag.
5. Verweerder stelt in het verweerschrift terecht dat continue een belangafweging wordt gemaakt. Dit is ook af te leiden uit het vertrekgesprek van 18 juli 2024, waarin eiser de mogelijkheid krijgt om zijn belangen naar voren te brengen en verweerder de conclusie trekt dat in het vertrekgesprek geen omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om de bewaringsmaatregel niet langer te laten voortduren. Bovendien is verweerder niet gehouden om op ieder moment de belangenafweging van de overige relevante feiten en omstandigheden kenbaar in de voortgangsrapportage op te nemen.
6. Met de door eiser overgelegde stukken is niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft in Frankrijk. Ook is eisers identiteit nog niet vastgesteld, dus kan ook niet de waarde worden gehecht aan de stukken die eiser wenst. De gestelde afspraak op 6 september 2024 is ook niet onderbouwd. Verweerder wijst er in het verweerschrift ook terecht op dat eiser zijn verblijf in Frankrijk kan legaliseren vanuit Algerije. Verder is niet betwist dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, waaruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt, nog altijd van toepassing zijn. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen.
7. Voor zover eiser betwist dat sprake is van zicht op uitzetting naar Algerije, ziet de rechtbank in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te oordelen dat zicht op uitzetting ontbreekt. Dat er tot op heden nog geen (positieve) reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen, maakt niet dat in eisers geval het zicht op uitzetting ontbreekt.
In dat kader weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Zo heeft eiser verklaard dat hij beschikt over een Algerijns paspoort, maar hij laat na om deze te overleggen. Ook is hem tijdens het vertrekgesprek op 18 juli 2024 uitgelegd dat het schrijven van een vrijwilligersbrief aan de Algerijnse autoriteiten zijn vertrek kan bespoedigen, maar eiser heeft daarop geantwoord niets te gaan doen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat eventuele vertraging in het proces, ook mogelijk tot na 6 september 2024, voor rekening en risico van eiser zelf is.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10534.
3.Laissez-passer.