uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.35212
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. W.H.M. Ummels),
de Minister van Asiel en Migratie
(gemachtigde: R. Hopman).
De minister heeft op 25 juli 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.
1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1975.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Standpunten van de partijen
3. Eiser heeft de gronden van beroep ingediend op 12 september 2024. Allereerst stelt eiser dat het onduidelijk is onder welke grondslag eiser zich in bewaring bevindt.
Inmiddels duurt de bewaring langer dan zes weken, zodat deze onrechtmatig is geworden. Ook stelt eiser dat de laissez passer (lp) aanvraag van 14 augustus 2024 onrechtmatig is aangevraagd bij de Ghanese autoriteiten, omdat er nog niet onherroepelijk is beslist op eisers verzoek om internationale bescherming. Verder stelt eiser dat verlenging van de bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw niet rechtmatig is, omdat er nog niet definitief is beslist op de asielaanvraag. Het besluit is ook niet bevoegd genomen, omdat de Staatssecretaris van Justitie niet langer de bevoegde autoriteit is, maar de Minister van Asiel en Migratie. Bovendien is het besluit niet ondertekend. Ook stelt eiser dat de verlenging niet mogelijk is op grond van artikel 59b, eerste lid, onder a, van de Vw, omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit al aannemelijk heeft gemaakt. Artikel 59b, eerste lid, onder c, van de Vw is ten onrechte als grondslag aan de maatregel toegevoegd. Ook is niet bewezen dat eiser de asielaanvraag slechts heeft ingediend om zijn uitzetting te verijdelen.
4. De minister heeft op 13 september 2024 een verweerschrift ingediend. De minister stelt dat de grondslag van de bewaring al op 12 augustus 2024 (NL24.29919) door de rechtbank is getoetst en dat daarmee de bewaring en de grondslag(en) rechtmatig moeten worden geacht. Verder stelt de minister dat de grondslag van de bewaring voldoende duidelijk is, omdat op pagina 1 van de voortgangsrapportage vermeld staat dat de bewaring op grond van artikel 59b Vw is opgelegd. Verder stelt hij dat de voortzetting van de bewaring op grond van artikel 59b, derde lid, wel degelijk rechtmatig is. Hij voert daartoe aan dat eiser beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 10 augustus 2024 en daarbij tevens de rechtbank heeft verzocht om een voorlopige voorziening. Hierdoor heeft eiser rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder h, van de Vw en is de verlenging van de bewaring rechtmatig. Ook stelt de minister dat de identiteit van eiser nog niet met zekerheid is vastgesteld. De minister acht een kopie van een verlopen paspoort hiervoor niet voldoende. De minister stelt dat de verlenging op grond van artikel 59b lid 1 sub a om de identiteit van eiser vast te stellen rechtmatig is. Verder persisteert de minister bij de motivering uit de asielbeschikking, waarin is opgenomen dat het er op duidt dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingediend om uitzetting te voorkomen. Als laatste stelt de minister dat de asielbeschikking en dus het verlengingsbesluit niet juist zijn ondertekend, maar dat dit niet betekend dat het besluit onjuist is genomen. Zij verzoekt de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb te passeren.
De omvang van de beoordeling van dit vervolgberoep
5. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 augustus 2024 (in de zaak NL24.29919) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Grondslag voor bewaring
6. Anders dan eiser betoogt blijkt uit de maatregel dat de bewaring oorspronkelijk is opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, onder a, b en c, van de Vw. De c-grond staat weliswaar niet genoemd in de uitspraak van 12 augustus 2024, maar is wel aangekruist en gemotiveerd in de maatregel (pagina 3 en 4 van de maatregel). Een maatregel op grond van artikel 59b van de Vw kan worden verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw. Dat is in dit geval gebeurd in het besluit van 10 augustus 2024, waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarin heeft de minister zich op het standpunt
gesteld dat de maatregel wordt verlengd op grond van artikel 59b, eerste lid, onder a en c, van de Vw. Er is dan ook geen sprake van onduidelijkheid voor wat betreft de grondslag van de voortduring van de maatregel. De beroepsgrond slaagt niet. De vraag of de verlenging rechtmatig was, zal de rechtbank hieronder bespreken.
7. De rechtbank stelt vast dat, indien de minister de bewaring met drie maanden wil verlengen op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw, eiser rechtmatig verblijf moet hebben op grond van artikel 8, onder h, van de Vw. Nadat de minister eisers asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft eiser beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het is niet gebleken dat één van de uitzonderingen van artikel 7.3 van het Vreemdelingenbesluit aan de orde zijn. Hierdoor heeft eiser rechtmatig verblijf verkregen zoals bedoeld in artikel 8, onder h, van de Vw en heeft de minister de bewaring rechtmatig met drie maanden kunnen verlengen.1
8. De rechtbank stelt verder vast dat voor een rechtmatige verlenging op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw, sprake moet zijn van een bewaring krachtens artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, van de Vw.
Eiser heeft betoogd dat de minister de a-grond niet aan de verlenging ten grondslag mocht leggen, omdat zijn identiteit en nationaliteit geloofwaardig zijn geacht (in de asielprocedure) en omdat er een foto van een Ghanees paspoort in het dossier zit. De rechtbank stelt vast dat het geloofwaardig achten van de identiteit en nationaliteit in een asielprocedure niet zonder meer hetzelfde is als het vaststellen daarvan tijdens de bewaring.2 Het verlopen paspoort in het dossier is niet voldoende om met zekerheid iemands identiteit en nationaliteit vast te stellen. Het is aannemelijk dat de minister op basis van het verlopen paspoort nog nader onderzoek moet doen.
9. Verder heeft eiser betoogd dat de minister niet de c-grond aan de verlenging van de bewaring ten grondslag mocht leggen, omdat de minister niet voldoende heeft bewezen dat eiser enkel een asielaanvraag heeft ingediend om zijn uitzetting te verijdelen. De rechtbank stelt voorop dat, zoals zij hiervoor heeft vastgesteld, de minister deze grond ook aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Die maatregel is beoordeeld en rechtmatig bevonden en het beroep is ongegrond verklaard. Hoewel in het procedureverloop de c-grond niet staat vermeld gaat de rechtbank ervan uit dat de ambtshalve beoordeling een beoordeling van alle aan de maatregel ten grondslag gelegde wettelijke gronden omvatte. Er is ook geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak, zodat de juistheid van de eerste maatregel in rechte vast staat. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de c-grond terecht aan de maatregel ten grondslag is gelegd. De motivering van deze grond is in het verlengingsbesluit nagenoeg gelijk aan de motivering in de maatregel. De minister heeft eraan toegevoegd dat eiser een oncoöperatieve houding heeft ten aanzien van terugkeer. Inmiddels is eisers asielaanvraag bovendien afgewezen. De rechtbank ziet in de beschikking van 10 augustus 2024 voldoende onderbouwing om de c-grond ook aan de verlenging van de bewaring ten grondslag te leggen.
10. De rechtbank oordeelt dat voldaan is aan de voorwaarden van de verenging, als bedoeld in artikel 59b, derde lid, van de Vw. De beroepsgrond slaagt niet.