ECLI:NL:RBDHA:2024:18811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL24.36779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 19 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft, had op 14 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac bleek dat zij op 1 mei 2024 al een verzoek om internationale bescherming in Kroatië had ingediend. Nederland heeft op 4 juni 2024 Kroatië verzocht om eiseres terug te nemen, wat op 19 juni 2024 door Kroatië is aanvaard.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. Eiseres voerde aan dat er grote problemen zijn in Kroatië met betrekking tot de opvang en asielprocedures, en dat zij geen toegang tot rechtsbijstand had. De rechtbank oordeelt echter dat de minister op basis van de Dublinverordening mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond in de asielprocedure en opvang in Kroatië. De persoonlijke ervaringen van eiseres bieden geen grond voor een ander oordeel.

Daarnaast betoogde eiseres dat de minister haar asielaanvraag onverplicht had moeten behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat zij alleen is en angst heeft voor haar toekomst. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan dit artikel, omdat eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 september 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Eiseres heeft de Syrische nationaliteit. Zij heeft op 14 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 1 mei 2024 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarom heeft Nederland op 4 juni 2024 de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiser terug te nemen. Kroatië heeft dit verzoek op 19 juni 2024 aanvaard. De minister neemt de aanvraag daarom niet in behandeling.
Mag de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiseres betoogt dat ten aanzien van Kroatië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Als onderbouwing verwijst eiseres naar het AIDA-rapport [2] , waaruit blijkt dat er grote problemen en onzekerheden zijn omtrent de opvang en de asielprocedure voor Dublinterugkeerders. Daarnaast wijst eiseres op een aantal uitspraken. [3] Uit deze uitspraken zou ook blijken dat asielzoekers worden mishandeld en dat er sprake is van zeer slechte omstandigheden in de asielopvang in Kroatië. Eiseres betoogt verder dat zij geen toegang tot rechtsbijstand kreeg. Zij werd in een gesloten opvang geplaatst en hoefde niet te rekenen op hulp van de Kroatische autoriteiten. Ook maakt eiseres zich zorgen over pushbacks door de Kroatische autoriteiten, nu dit veelvuldig voorkomt.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2024 [4] mag de minister bij de toepassing van de Dublinverordening voor Kroatië nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Niet is gebleken van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Kroatië waarvan de minister niet onkundig kon zijn en op grond waarvan hij de in die zaak betrokken vreemdeling niet had mogen overdragen aan Kroatië. Deze rechtbank en zittingsplaats is eerder ook tot dat oordeel gekomen [5] . In deze uitspraken zijn de door eiser genoemde bron en uitspraken betrokken. Daarom bestaat in dit geval geen aanleiding voor een ander oordeel. De persoonlijke ervaringen van eiser bieden ook geen grond voor het oordeel dat sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Kroatië. De minister wijst er hierbij terecht op dat niet gebleken is dat eiser bij voorkomende problemen niet kan klagen bij de Kroatische autoriteiten.
Had de minister de asielaanvraag onverplicht moeten behandelen?
6. Eiseres doet een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres betoogt dat zij alleen is en behoefte heeft aan ondersteuning. Daar komt bij dat zij veel stress ervaart vanwege haar onzekere toekomst en dat zij angst heeft op straat te belanden zonder eten en zorg. Zij voert aan dat in Kroatië de opvang, enige begeleiding of medische zorg niet gegarandeerd is.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft niet ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De minister trekt een asielaanvraag onverplicht aan zich onder andere als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht aan de andere lidstaat van onevenredige hardheid getuigt. [6] De algemene omstandigheden en persoonlijke ervaringen in Kroatië waarop eiser wijst zijn al betrokken bij de beoordeling of de minister nog mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA-rapport Country Update Croatia van 10 juli 2024, update 2023.
3.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 25 juni 2024, met zaaknummers NL24.14534 en NL24.14536, de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 27 augustus 2024, ECLI:NLRBDHA:2024:13748 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 6 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14388.
4.ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4037.
5.Rechtbank Den Haag, z.p. Arnhem,8 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16284.
6.Dat staat in artikel 17 van de Dublinverordening, nader ingevuld in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.