ECLI:NL:RBDHA:2024:18811
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 19 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft, had op 14 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac bleek dat zij op 1 mei 2024 al een verzoek om internationale bescherming in Kroatië had ingediend. Nederland heeft op 4 juni 2024 Kroatië verzocht om eiseres terug te nemen, wat op 19 juni 2024 door Kroatië is aanvaard.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. Eiseres voerde aan dat er grote problemen zijn in Kroatië met betrekking tot de opvang en asielprocedures, en dat zij geen toegang tot rechtsbijstand had. De rechtbank oordeelt echter dat de minister op basis van de Dublinverordening mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond in de asielprocedure en opvang in Kroatië. De persoonlijke ervaringen van eiseres bieden geen grond voor een ander oordeel.
Daarnaast betoogde eiseres dat de minister haar asielaanvraag onverplicht had moeten behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat zij alleen is en angst heeft voor haar toekomst. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan dit artikel, omdat eiseres geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.