ECLI:NL:RBDHA:2024:18807
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen hiermee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. Eiser, met de Marokkaanse nationaliteit, had eerder asiel aangevraagd in Kroatië en Nederland heeft op 18 juli 2024 de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiser terug te nemen. Eiser betoogt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij vanuit Bosnië-Herzegovina Kroatië is binnengekomen en daar onmenselijk is behandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast, omdat er geen structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Kroatië zijn aangetoond. Eiser heeft niet kunnen bewijzen dat hij in Kroatië een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen, omdat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen.