ECLI:NL:RBDHA:2024:18770
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, en de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 12 juli 2024 een maatregel van bewaring opgelegd aan de eiser op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 29 oktober 2024 kennisgenomen van het voortduren van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door de eiser ingesteld beroep. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het vooronderzoek op 4 november 2024 gesloten.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 20 augustus 2024 rechtmatig was. De huidige beoordeling richt zich op de rechtmatigheid van de maatregel sinds dat moment. De rechtbank heeft het verzoek van de eiser om gehoord te worden afgewezen, omdat er op basis van de processtukken voldoende informatie beschikbaar was om een oordeel te vellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die de situatie van de eiser beïnvloeden.
De eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was, omdat er op 17 juli 2023 een laissez-passer aanvraag was gedaan zonder reactie. De rechtbank oordeelde echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat en dat de minister voldoende voortvarend handelt. De rechtbank concludeerde dat de minister maandelijks vertrekhandelingen uitvoert en dat er geen grond was om te twijfelen aan de voortvarendheid van de minister. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek tot schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra.