ECLI:NL:RBDHA:2024:18581
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, had beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat, volgens de geldende wetgeving, een betrokkene een bestuursorgaan schriftelijk in gebreke moet stellen voordat hij beroep kan instellen. In dit geval was de ingebrekestelling van de eiser te vroeg ingediend, omdat de beslistermijn was verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat van kracht is sinds 27 januari 2023. Dit besluit verlengt de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser onder de WBV 2023/3 valt, waardoor de beslistermijn tot uiterlijk 6 oktober 2024 is verlengd. Aangezien de ingebrekestelling op 16 juli 2024 was ingediend, was deze niet tijdig, en voldeed de eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.