ECLI:NL:RBDHA:2024:18563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
09/232317-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor planmatige wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing van 17-jarig slachtoffer

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het samen met een medeverdachte op 15 juli 2024 afnemen van de vrijheid van een 17-jarig slachtoffer, [naam 1], door hem in een auto te dwingen en hem te bedreigen met geweld. Tijdens de autorit werd het slachtoffer gedwongen zijn telefoon, airpods en een geldbedrag van € 25,- af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een dreigende sfeer creëerden, waardoor het slachtoffer zich gedwongen voelde om zijn spullen af te geven. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar, ondersteund door chatberichten die het vooropgezette plan van de verdachte bevestigden. De verdachte werd ook beschuldigd van poging tot afpersing, waarbij hij het slachtoffer onder druk zette om een bedrag van € 550,- te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan alle tenlastegelegde feiten. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met het slachtoffer. Tevens werd een schadevergoeding van € 239,20 aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/232317-24
Datum uitspraak: 11 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.W. Grift naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdachte wordt – kortgezegd – verweten dat hij op 15 juli 2024 tezamen en in vereniging met een ander [naam 1] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden (feit 1), dat hij [naam 1] tezamen en in vereniging met een ander heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon, airpods en een geldbedrag (feit 2), en dat hij in de periode van 15 en 16 juli 2024 heeft gepoogd [naam 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag ter hoogte van € 550,- (feit 3).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Betrouwbaarheid verklaring [naam 1]
De verdenking dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd is grotendeels gebaseerd op de verklaring van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zal de rechtbank daarom eerst beoordelen of de verklaring van [naam 1] betrouwbaar is en kan worden gebezigd voor het bewijs.
[naam 1] heeft op 16 juli 2024 bij de politie aangifte gedaan en een verklaring afgelegd over wat er volgens hem op 15 en 16 juli 2024 is gebeurd en wie daarbij betrokken zijn geweest. Hij heeft gedetailleerd en uitgebreid verklaard over wat er in de auto is gebeurd en gezegd, waar ze naartoe zijn gereden, waar en hoe vaak de auto is gestopt en wat er tijdens die tussenstops is gebeurd en gezegd. Bovendien vindt de verklaring van [naam 1] steun in andere bewijsmiddelen, waaronder chatberichten van 11 en 14 juli 2024 die zijn aangetroffen in de telefoon van de verdachte. Uit die chatberichten blijkt onder andere dat de verdachte al op 11 juli 2024 het plan had om [naam 1] zijn telefoon afhandig te maken en hem achter te laten, totdat hij de verdachte geld zou geven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [naam 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
3.4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde (wederrechtelijke vrijheidsberoving), omdat [naam 1] vrijwillig in de auto is gestapt en gedurende de autorit weg kon wanneer hij wilde.
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de verdachte iemand doet verblijven, zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is, op een plaats (waaronder ook kan vallen een voertuig) waar vandaan of van waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. De absolute onmogelijkheid van fysieke verplaatsing is geen vereiste. Ook het creëren van een zodanige situatie dat ten aanzien van het slachtoffer de dwang is ontstaan om te blijven, heeft te gelden als wederrechtelijke vrijheidsberoving
.Het oproepen van een dreigende sfeer door de verdachte kan voldoende zijn om te spreken van dwang.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 juli 2024 heeft de verdachte [naam 1] gebeld en gezegd dat hij naar hem toe zou komen om hem geld te geven. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben [naam 1] vervolgens met de auto opgehaald in Scheveningen. [naam 1] is in de auto gestapt en heeft plaatsgenomen op de achterbank. [medeverdachte] was op dat moment de bestuurder en de verdachte zat op de bijrijdersstoel. Meteen nadat [naam 1] was ingestapt, hoorde hij dat de deuren van de auto werden vergrendeld en reed de auto weg. Gedurende de autorit is de auto meerdere keren gestopt, waarbij de verdachte en [medeverdachte] zijn uitgestapt om te roken en [naam 1] op de achterbank is blijven zitten. Na de eerste tussenstop is [medeverdachte] op de achterbank naast [naam 1] gaan zitten en heeft de verdachte de auto enige tijd bestuurd. Op enig moment is de auto opnieuw gestopt en zijn de verdachte en [medeverdachte] opnieuw uitgestapt om een sigaret te roken. Daarbij werd het raampje aan de kant waar [naam 1] zat een klein stukje geopend zodat de verdachte nog tegen [naam 1] kon praten. De verdachte heeft [naam 1] gedurende de autorit meerdere keren laten weten dat hij geld van hem wilde en vroeg [naam 1] hoe hij dat ging oplossen. [naam 1] voelde tijdens de autorit veel angst en had het idee dat de verdachte en [medeverdachte] hem iets zouden aandoen. Ook heeft [naam 1] geen moment de gelegenheid gehad om uit de auto te stappen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte en [medeverdachte] in de gegeven omstandigheden wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam 1] oplevert. [naam 1] heeft zich immers gedurende enige tijd bevonden op een plaats waar vandaan hij zich niet op ieder gewenst ogenblik kon verwijderen, te weten in een rijdend voertuig waarbij [medeverdachte] enige tijd naast [naam 1] heeft plaatsgenomen. Bovendien heeft de verdachte met zijn opmerkingen en handelingen een dusdanige intimiderende sfeer gecreëerd dat sprake was van dwang om [naam 1] in de auto te laten blijven. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de autorit niet aan te merken als gewoonweg een rondje rijden, muziek luisteren en chillen.
Medeplegen
Naast dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering – de verdachte en [medeverdachte] bestuurden afwisselend de auto en [medeverdachte] is naast [naam 1] gaan zitten toen de verdachte de auto bestuurde – geven de chatberichten van 11 juli 2024 tussen de verdachte en [medeverdachte] blijk van een vooropgezet plan, zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] en dus van medeplegen.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 15 juli 2024 samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam 1] .
3.4.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (afpersing)
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 2 eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging heeft [naam 1] zijn airpods en telefoon vrijwillig afgegeven aan de verdachte en was er geen sprake van dwang.
Voor een bewezenverklaring van afpersing dient komen vast te staan dat de verdachte iemand wilde dwingen tot de afgifte van een goed, en dat de verdachte eveneens opzet had op het geweld of de bedreiging met geweld. Voor bedreiging met geweld is het oproepen van een dreigende sfeer voldoende. [1]
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen – en uit de chatberichten van 11 juli 2024 in het bijzonder – blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] al voor de autorit het plan hadden om (in ieder geval) de telefoon van [naam 1] af te pakken. Om aan dit plan uitvoering te geven, heeft de verdachte [naam 1] gebeld en hem onder valse voorwendselen – door hem te vertellen dat hij geld zou krijgen van de verdachte – in de auto laten stappen. Zoals hiervoor overwogen, had [naam 1] nadat hij was ingestapt, geen mogelijkheid meer om uit de auto te stappen. Gedurende de autorit heeft de verdachte tegen [naam 1] gezegd dat hij geld moest regelen en niet zijn ouders of politie erbij mocht betrekken, dat er anders grotere problemen zouden ontstaan en dat hij [naam 1] zich ook kon laten uitkleden en naakt naar huis kon laten lopen. Met deze gedragingen en uitlatingen hebben de verdachte en [medeverdachte] ervoor gezorgd dat er een dreigende sfeer ontstond, ten gevolge waarvan [naam 1] zijn telefoon, de code van zijn telefoon, airpods en geld heeft afgegeven aan de verdachte. Dat [naam 1] ongedwongen zijn spullen heeft afgegeven als onderpand voor een lening, zoals door de verdachte naar voren is gebracht, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Uit de opmerkingen van de verdachte dat [naam 1] niet zijn ouders of de politie erbij mocht betrekken blijkt immers dat de verdachte zich ervan bewust was dat van wederzijdse instemming en vrijwilligheid bij [naam 1] geen sprake was. Daarnaast vallen ook het weggooien van de airpods kort nadat de verdachte deze afhandig had gemaakt en het resetten en te koop aanbieden van de iPhone niet te rijmen met de verklaring van de verdachte dat [naam 1] zijn spullen bij wijze van onderpand aan de verdachte heeft gegeven en dat de verdachte voornemens was deze te zijner tijd weer aan hem terug te geven.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat ook in zoverre sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . De verdachte en [medeverdachte] hebben immers gezamenlijk de dreigende sfeer opgeroepen, als gevolg waarvan [naam 1] zijn spullen heeft afgestaan.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 1] op 15 juli 2024 tezamen en in vereniging heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon, airpods en een geldbedrag ter hoogte van € 25,-.
3.4.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (poging tot afpersing)
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 3 eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Volgens de verdachte was geen sprake van dwang en wilde [naam 1] het geldbedrag van € 550,00 vrijwillig aan de verdachte geven als terugbetaling van een lening.
De rechtbank acht ook deze verklaring van de verdachte onaannemelijk en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft op 15 juli 2024 in de auto tegen [naam 1] gezegd dat hij hem voor 16 juli 2024 € 500,- moest betalen en dat hij niet zijn ouders of de politie erbij mocht betrekken. [naam 1] had toen al de iPhone, airpods en contant geld afgegeven. Pas als het geld was betaald, zou [naam 1] zijn iPhone en airpods terugkrijgen. De verdachte zou [naam 1] via snapchat laten weten waar hij het geld naartoe kon brengen. Vervolgens heeft een onderhandelaar van de politie op 16 juli 2024 via het snapchataccount van [naam 1] contact opgenomen met het snapchataccount van de verdachte – genaamd [snapchataccount 1] . In het snapchatgesprek met [snapchataccount 1] liet [snapchataccount 1] weten dat [naam 1] via een ander snapchataccount met de naam [snapchataccount 2] te horen zou krijgen waar hij het geld naartoe moest brengen.
De verdachte schakelde vervolgens een 12-jarige jongen, [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in, om via [snapchataccount 2] contact op te nemen met [naam 1] en een afspraak te maken om het geld op te halen. [naam 2] liet, daartoe opgedragen door de verdachte, in een snapchatgesprek met [naam 1] weten dat het bedrag inmiddels was verhoogd tot € 550,-. Ondertussen kreeg [naam 2] via snapchat van de verdachte te horen dat hij “1 kans voor deze torrie” had en dat hij de naam van de verdachte niet mocht noemen. Op de afspraak tussen [snapchataccount 2] en [naam 1] kwam niet [naam 1] , maar de politie opdagen en werd [naam 2] aangehouden. Kort daarna werd duidelijk dat [naam 2] door de verdachte was ingeschakeld om het geld op te halen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte heeft geprobeerd om [naam 1] te dwingen hem € 550,- te geven. Hij heeft daarbij gebruikt gemaakt van de dreigende situatie die een dag eerder door toedoen van de verdachte en [medeverdachte] in de auto is ontstaan. Ook heeft de verdachte een ander, de minderjarige [naam 2] , opgedragen om het geld in ontvangst te nemen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat [naam 1] het voornemen had de € 550,- uit vrije wil af te geven. Immers blijkt uit de feiten en omstandigheden dat sprake was van een dreigende situatie en dat [naam 1] geen enkele keuze had om niet mee te werken aan het voornemen van de verdachte om hem € 550,- afhandig te maken.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 15 tot 16 juli 2024 heeft gepoogd om [naam 1] af te persen voor een bedrag van € 550,-.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 15 juli 2024 te 's-Gravenhage en Wateringen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- hem in een auto te laten stappen;
- de deuren van die auto op slot te doen;
- met die [naam 1] rond te gaan rijden;
- die [naam 1] in een afgesloten auto te laten zitten terwijl verdachte en zijn medeverdachte buiten staan;
- naast die [naam 1] op de achterbank te gaan zitten
- die [naam 1] te dwingen zijn telefoon en airpods en geld af te geven;
2.
hij op 15 juli 2024 te 's-Gravenhage en Wateringen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone15 Pro) en airpods Pro en een geldbedrag van in totaal 25 euro, die aan die [naam 1] toebehoorden, door
- de deuren van de auto waarin die [naam 1] zat op slot te doen en te houden;
- met die [naam 1] te gaan rijden;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn spullen moest laten zien;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn Airpods alvast kon inleveren;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij ook zijn geld moest geven;
- Tegen die [naam 1] te zeggen dat als hij de code van zijn telefoon niet zou geven er grotere problemen zouden komen;
- naast die [naam 1] op de achterbank te gaan zitten;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij de telefoon van die [naam 1] bij zich zou houden tot hij het geld weer zou hebben
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hem naakt kon achterlaten
- tegen die [naam 1] te zeggen dat als hij zijn ouders of de politie er bij zou betrekken er grotere problemen zouden komen;
3.
hij
inde periode van 15 juli 2024 tot en met 16 juli 2024 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 550 euro, dat geheel of ten dele aan die [naam 1] toebehoorde
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij dat bedrag voor 16 juli 16:00 uur moest regelen;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij hem (verdachte) via Snapchat moest
toevoegen en een bericht zou krijgen waar hij de volgende dag het geld naar toe moest brengen;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij niet zijn ouders of politie er bij mocht betrekken, omdat er anders grotere problemen zouden gebeuren;
- via Snapchat een ander, te weten [naam 2] heeft benaderd en opgedragen naar de afgesproken plek te gaan om het geldbedrag voor hem in ontvangst te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden oplegt, het innemen van medicatie niet als bijzondere voorwaarde op te nemen. Volgens de raadsman kan zijn cliënt zijn topsportcarrière niet vervolgen als hij medicijnen moet innemen, omdat hij dan positief scoort op dopingtesten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en poging tot afpersing.
Nadat de verdachte een afspraak had gemaakt met het [naam 1] , heeft [naam 1] op de achterbank van de auto waarin de verdachte en [medeverdachte] reden, plaatsgenomen. Na een tijdje te hebben rondgereden is de auto gestopt en is [medeverdachte] naast [naam 1] op de achterbank gaan zitten. [naam 1] is op enig moment gedurende de autorit gedwongen om zijn iPhone, de code van zijn iPhone, zijn airpods en een contant geldbedrag aan de verdachte af te staan. Een dag later heeft de verdachte geprobeerd [naam 1] een geldbedrag van € 550,- afhandig te maken, waarbij hij een twaalfjarige jongen heeft betrokken die voor hem het geld ontvangst moest nemen. Dat het ten aanzien van de € 550,- niet tot een voltooide afpersing is gekomen, is geenszins aan de verdachte te danken, maar aan de tussenkomst van een politieonderhandelaar.
Door aldus te handelen, heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke vrijheid, het eigendomsrecht en de lichamelijke integriteit van [naam 1] . Dergelijke strafbare feiten zorgen voor angst bij slachtoffers, zoals ook is gebleken uit de verklaring van [naam 1] . [naam 1] heeft zich gedurende de autorit angstig gevoeld en had het idee dat de verdachte en [medeverdachte] hem iets aan wilden doen.
De rechtbank rekent het de verdachte in strafverzwarende zin aan dat hij een vooropgezet plan had gemaakt om [naam 1] mee te nemen in een auto en af te persen. Daarnaast weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat het slachtoffer nog jong was (17 jaar), en dat hij een nog jongere jongen van twaalf jaar heeft betrokken bij zijn plan om het slachtoffer af te persen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende noch strafverminderende zin mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 14 oktober 2024. Uit het advies blijkt dat de verdachte een pro-criminele houding heeft en criminaliteit niet afwijst. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en ziet niet in dat wat hij heeft gedaan strafbaar kan zijn. Dat maakt de kans op herhaling gemiddeld. Ook is de verdachte dwingend in contact, planmatig en berekenend, waardoor hij zijn acties goed overdenkt. Geld speelt voor de verdachte een belangrijke rol en hij lijkt dit ook te gebruiken om macht over anderen te kunnen uitoefenen.
Verder heeft de reclassering geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met de als bijzondere voorwaarden (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) een ambulante behandeling, (3) een contactverbod met het slachtoffer, (4) inspannen voor een dagbesteding en (5) inzage geven in de financiën.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit negentien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering ziet – afgezien van de noodzaak om de schoolgang van de verdachte te continueren – geen indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij heeft dan ook geadviseerd om de verdachte te berechten volgens het volwassenenstrafrecht. De rechtbank volgt dit advies van de reclassering en zal de verdachte volgens het volwassenenstrafrecht berechten.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is en zal aan de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Gelet op de problematiek bij de verdachte zal de rechtbank, anders dan door de verdediging is verzocht, ook het innemen van medicijnen als mogelijkheid opleggen. De rechtbank neemt daarbij aan dat de door de reclassering in te schakelen zorgverlener in staat is een adequate afweging te maken tussen de eventuele noodzaak van die inname en de belangen van de verdachte in verband met zijn sportcarrière. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet, ter beveiliging van [naam 1] , aanleiding om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met [naam 1] . Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van 1 week, met een maximum van 6 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend zal gedragen jegens [naam 1] . De rechtbank leidt dit af uit de pro-criminele houding van verdachte zoals die blijkt uit het strafdossier en het reclasseringsrapport en uit de uitlatingen van wrok jegens aangever die verdachte ter zitting heeft gedaan.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam 3] heeft zich namens de benadeelde partij [naam 1] gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 239,20,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
In het dossier bevindt zich naast voornoemd verzoek een verzoek tot schadevergoeding ter hoogte van € 299,-. Ter terechtzitting is gebleken dat het verzoek met betrekking tot het bedrag van € 239,20 het verzoek met betrekking tot het bedrag van € 299,- vervangt. De rechtbank zal derhalve alleen een beslissing nemen op het verzoek tot vergoeding van de schade ter hoogte van € 239,20.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen en subsidiair dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 239,20, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juli 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 239,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van afpersing;
ten aanzien van feit 3:
poging tot afpersing;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12(
TWAALF)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij SVG Reclassering Fivoor te Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN, Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling stelt van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener, waaronder – indien de zorgverlener dat noodzakelijk acht – het innemen van medicijnen kan vallen;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste dagstructuur;
- inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan SVG Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
legt voorts op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (TWEE) JAREN:
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] 2007;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (EEN)
WEEKvoor iedere keer dat niet aan de deze maatregel wordt voldaan, met een maximum
van
6 (ZES) MAANDEN;
stelt vast dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de
opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 239,20 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 239,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2024 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- hem in een auto te laten stappen;
- de deuren van die auto op slot te doen;
- met die [naam 1] rond te gaan rijden;
- die [naam 1] in een afgesloten auto te laten zitten terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte buiten staan;
- naast die [naam 1] op de achterbank te gaan zitten
- die [naam 1] te dwingen zijn telefoon en/of airpods en/of geld af te geven;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2024 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone15 Pro) en/of airpods Pro en/of een geldbedrag van (in totaal) 25 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of een derde toebehoorde(n), door
- de deuren van de auto waarin die [naam 1] zat op slot te doen en te houden;
- met die [naam 1] te gaan rijden;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn spullen moest laten zien;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn Airpods alvast kon inleveren;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij ook zijn geld moest geven;
- Tegen die [naam 1] te zeggen dat als hij de code van zijn telefoon niet zou geven er grotere problemen zouden komen;
- naast die [naam 1] op de achterbank te gaan zitten;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij de telefoon van die [naam 1] bij zich zou houden tot hij het geld weer zou hebben
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hem naakt kon achterlaten
- tegen die [naam 1] te zeggen dat als hij zijn ouders of de politie er bij zou betrekken er grotere problemen zouden komen;
3.
hij op of omstreeks de periode van 15 juli 2024 tot en met 16 juli 2024 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 550 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of een derde toebehoorde(n)
- de deuren van de auto waar die [naam 1] zich in bevond op slot te doen
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij dat bedrag voor 16 juli 16:00 uur moest regelen;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij hem (verdachte) via Snapchat moest
toevoegen en een bericht zou krijgen waar hij de volgende dag het geld naar toe moest brengen;
- tegen die [naam 1] te zeggen dat hij niet zijn ouders of politie er bij mocht betrekken, omdat er anders grotere problemen zouden gebeuren;
- via Snapchat een ander, te weten [naam 2] heeft benaderd en opgedragen naar de afgesproken plek te gaan om het geldbedrag voor hem in ontvangst te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bijlage II: bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024226118, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 282).
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 16 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 10-13):
Aangever: [naam 1]
Op maandag 15 juli 2024
,omstreeks 20.15 uur, verliet ik mijn woning. Ik werd gebeld door [de verdachte] . [de verdachte] Hij zei tegen mij dat hij nu naar mij toe kon komen zodat hij gelijk aan mij kon die 125 euro terug kon geven.
Ik was op dat moment in de supermarkt "Deli" in Scheveningen. Toen ik naar buiten
belde [de verdachte] mij dat hij er was. Ik zag een zwarte Volkswagen Golf. Ik zag dat [de verdachte] in deze auto zat. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Stap in dan krijg je die 125 euro van mij." Ik stapte achterin in de auto, er zat verder niemand op de achterbank. Toen ik was ingestapt deed [de verdachte] gelijk de deuren op slot. Ik hoorde dat klik geluid wanneer het kinderslot erop wordt gezet. De auto reed meteen weg. [de verdachte] was de bijrijder en [medeverdachte] was de bestuurder van de auto.
Wij zijn doorgereden naar Kijkduin, naar de grote parkeerplaats bij de Haagse Beek. Toen wij daar waren hoorde ik dat [de verdachte] tegen mij zei: "Hoe ga jij die 35,- euro die ik nog van jou krijg regelen en het geld van wat ik nog van Jesse krijg?" Ik zei tegen [de verdachte] dat ik het nu niet kon regelen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat het niet zijn probleem was.
[de verdachte] en [medeverdachte] waren op de parkeerplaats ook nog uitgestapt om een sigaret te roken. Vervolgens zat [medeverdachte] naast mij op de achterbank en zat [de verdachte] achter het stuur. Ik hoorde dat [de verdachte] aan mij vroeg hoe ik dat geld ging regelen. Ik moest vervolgens mijn spullen laten zien, wat ik allemaal bij mij had qua waarde. Ik had mijn tasje toen geopend die ik bij mij had. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik mijn airpods die ik op dat moment nog in had, alvast in kon leveren. Hij zag dat er een briefje van tien euro in mijn tasje zat. Hij zei dat ik deze ook alvast moest geven. [de verdachte] zag dat er nog meer geld in mijn tas zat. Hij zei dat ik dat geld ook moest geven. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik het op de bijrijder stoel moest neerleggen. In totaal heb ik 25 euro op de bijrijder stoel gelegd. Ik zag dat [de verdachte] en [medeverdachte] nog een keer uitstapte en weer begonnen te roken. Toen zij weer instapte is [de verdachte] weer op de bijrijder stoel gaan zitten en [medeverdachte] aan de bestuurderszijde. Ik zag dat [de verdachte] had het geld en mij airpods in zijn zak stopte. [medeverdachte] begon verder te rijden richting Wateringen, naar het Parijsplein.
[de verdachte] had mijn telefoon in zijn hand en vroeg of ik mijn code kon geven. Ik zei tegen [de verdachte] dat ik deze niet wilde geven. Ik hoorde dat [de verdachte] tegen mij zei dat ik nu moeilijk of makkelijk kon gaan doen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat als ik nu niet mijn code gaf er grotere problemen gaan komen. Ik had toen mijn code van mijn telefoon gezegd. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij het bedrag nu ook ging verhogen naar 500 euro. Ik hoorde dat hij vervolgens tegen mij zei: "Nu hou ik deze telefoon bij mij tot ik het geld terug heb." Ergens heb wij de afrit genomen bij een snelweg, daar kwam de auto weer tot stilstand in een klein paadje, dit betrof een grintweg, die mij verder niet bekend voorkwam. Hier stapte [medeverdachte] en [de verdachte] opnieuw uit. Hij deed het raampje achterin een klein beetje open zodat hij mij nog kon zien en spreken. Ik hoorde dat hij opnieuw aan mij vroeg: "Hoe ga jij dit geld regelen?". Ik zei dat ik niet wist hoe ik het geld kon regelen, aangezien ik ook niemand meer mocht appen en bellen van hem. Ik hoorde dat [de verdachte] tegen mij zei dat het hem niet uitmaakt hoe ik het ga regelen, als ik het maar heb voor morgen om 16:00 uur. Ik hoorde dat hij meerdere malen tegen mij zei: "Ik wil dat je niet je ouders of de politie erbij betrekt, anders gaan er grotere problemen gebeuren." Wij reden uiteindelijk ergens in Wateringen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Ik kan je nu ook gewoon laten uitkleden en dan kan je naakt naar huis lopen."
Dit zijn de spullen die precies van mij zijn weggenomen:
- Iphone 15 pro, kleur is Titanium grijs
- 25 euro, twee briefjes van 10 euro en één briefje van 5 euro;
- Airpods pro
De manier hoe ik met [de verdachte] communiceerde was altijd via Snapchat. Hij belde mij ook via Snapchat. De snapchat naam van [de verdachte] is: " [snapchataccount 1] ". [de verdachte] had tegen mij in de auto gezegd dat ik zijn snapchat account op een apparaat moet toevoegen. Ik zou dan mijn naam moeten zeggen als ik hem had toegevoegd. Ik zou dan een bericht krijgen waar ik het geld naar toe moet brengen morgen voor 16:00 uur om mijn spullen terug te krijgen. Met morgen 16:00 uur bedoel ik 16 juli 2024 om 16:00 uur. Toen ik in de auto zat met [de verdachte] en [medeverdachte] , heb ik geen moment gehad waarin in uit de auto kon stappen. Toen ik op de parkeerplaats bij de Haagse Beek mijn spullen in moest leveren was ik bang. Ik had echt het idee dat zij mij iets aan gingen doen. Ook toen wij vlakbij de snelweg waren en hij tegen mij zei: "Ik kan je nu ook zo achterlaten zonder kleren", voelde ik heel veel angst.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 22-23):
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende:
Het slachtoffer moest van de verdachten het Snapchataccount: “ [snapchataccount 1] ” toevoegen. Op 16 juli 2024 heeft collega [verbalisant 2] samen met het slachtoffer en een
politieonderhandelaar contact gelegd met het eerdergenoemde account. Gedurende het gesprek met [snapchataccount 1] kwam een vriendschapsverzoek van het snapchataccount [snapchataccount 2] binnen. Op verzoek van [snapchataccount 1] moest het slachtoffer dit account toevoegen. Volgens [snapchataccount 1] had de gebruiker van dit account de goederen van het slachtoffer.
Gesprek Busisness070
Samengevat verliep het gesprek als volgt:
[snapchataccount 2] schreef: “na die actie van gister is die prijs sws omhoog gegaan naar 550”
[snapchataccount 2] schreef dat het slachtoffer naar het Boerenplein moest komen 550 euro.
[snapchataccount 2] schreef: “ [de verdachte] vraagt of je aangifte heb gedn Niks met politie of iets”
[snapchataccount 2] schreef dat het slachtoffer in plaats van het Boerenplein naar de [adres 2]
moest komen.
[snapchataccount 2] schreef: “Broeder ik ben daar alleen met jou spullen. Ik doe ook alleen wat [de verdachte] heeft gezegd. Wil je jou spulle kom ze halen met die doekoe. Want voor htzelfde geit kan je ook zo'n actie bij mij doen je weettoch”.
Het slachtoffer stelde voor om bij het Westeinde ziekenhuis af te spreken.
[snapchataccount 2] schreef: “Nee of je komt daar of niet. Ik niet mee teveel zeggen [de verdachte] zegt ook. Als je moeilijk gaat doen hoeft ht niet”.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 17-21):
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende:
Inzet politieonderhandelaar:
Door de verdachten was aan het slachtoffer opdracht gegeven om via het Snapchataccount [snapchataccount 1] " contact op te nemen. Zoals gevraagd door de verdachten werd dit gedaan.
16.4
uur Inzet en aanvang observatie
16.46
uur [snapchataccount 2] geeft aan dat hij/zij er al is. Geeft aan dat het lang duurt en dat de batterij bijna leeg is.
16.52
uur Door het observatieteam worden de hierna weergegeven personen waargenomen die zich verdacht ophouden op de 's-Gravenzandelaan te Den Haag. Een van de verdachten is druk aan het appen en bellen.
17.05
uur Een van de observerende politiemensen wordt door een van de twee jongens en vraagt om de 500 Euro. De twee jongens worden op basis van het vertoonde gedrag en de vraag om de 500 Euro aangemerkt als verdachten.
17.1
uur De beide verdachten worden op heterdaad aangehouden terzake het medeplegen van afpersing.
Deze verdachten bleken genaamd:
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2011
- [naam 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2011
Nadat de verdachten [naam 2] en [naam 4] waren aangehouden werd duidelijk dat zij kennelijk slechts handlangers waren en dat de gebruiker van de Snapchataccounts [snapchataccount 1] en [snapchataccount 2] nog onbekend waren.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik [naam 1] op 15 juli 2024 heb opgehaald met de auto samen met [medeverdachte] . We zijn gaan rijden. Het klopt dat ik de iPhone en airpods van [naam 1] bij me heb gehouden. Ik kreeg nog geld van hem.
Op 16 juli 2024 heb ik twee jongens uit de buurt gevraagd om met [naam 1] af te spreken om zijn telefoon terug te brengen en het geld op te halen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 186 - 191):
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende:
In de slaapkamer van de verdachte [de verdachte] werden drie (3) Apple iPhone toestellen aangetroffen. Een van deze toestellen, iPhone 15 pro, voorzien van het goednummer 823377, zal binnen dit proces-verbaal inhoudelijk onderzocht worden.
Instagram - ID nummer [ID-nummer 1] - naam: [instagram account]
Facebook - ID nummer: [ID-nummer 2]- naam: [Facebook account 1]
Facebook-ID nummer: [ID-nummer 3] - naam: [Facebook account 2]
G-mail: [e-mail adres]
Ik zag dat er op het toestel diverse foto's waren opgeslagen waarop de verdachte [de verdachte] was weergegeven.
Ik zag dat er op het toestel diverse chatgesprekken stonden opgeslagen. Ik heb in deze gesprekken gefilterd op de naam: [naam 1] . Dit betreft de aangever binnen dit onderzoek. Ik zag dat er in een chatgesprek met contactpersoon [naam 5] , gesproken werd over [naam 1] . Ook zag ik dat er werd gesproken over een telefoon pakken en achterlaten totdat hij geld betaald heeft. Dit gesprek vond plaats op 11 juli 2024 en betreft 4 dagen voor het incident waarover aangifte is gedaan.
d.d. 11/07/2024 15:59 uur (UTC+0)
Owner: Joo k kom met auto
Owner: Maar we gaan dese jesse ff droppe in westland
Owner: Mijn naam [de verdachte] en jou naam [naam 6]
Owner: Klaar_ __ _
Owner: Pakkezn têlli en late hem achter
Owner: Totdat hy die doekoe heeft betaald
[naam 5] : Die [naam 1]
Owner: [naam 6] luister enige wat we doen we’dfbppe hem westland geef em paar mokers en k geef je gratis wieri vndg op mij en chapss
[naam 5] : K ga niemand mokeren man
Owner: Jtg als tie maar daar gedropt word goos
[naam 5] : Ga gw naar tankstation zeg tege hem haal ff drinke
Owner: Nee ik ga dit op mijn manier doen hoe k ht heb geleerd goos dus komt goed.
Gesprek d.d. 14/07/2024 22:58 uur
Owner: Wij
Owner: Zijn
Owner: Achter je osso
Owner: Kom benede
Owner: Is spoed
Owner: We zijn net byna gepakt door die pa enz van hun
[naam 5] : Ben niet osso jol ben bij chickie__
Owner: Kom snel naar osso jemoet alleci thuis zetten met spoedd
Owner: We hebben zijn telli en airpods
Owner - verdachte [de verdachte]
Hinderlijk - verdachte [naam 2]
d.d. 16/07/2024 14:06 uur (UTC+0)
Owner: Broertje_
Owner: [adres 2]
Owner: Kan je naar daar gaan?
Owner: Snel snel
Hinderlijk: W8
Hinderlijk: Jaa man
Hinderlijk: Moe ik nu gaan
Owner: 2 telle
Hinderlijk: Yoo ben daar in de buirt
Hinderlijk: Buurt
Owner: Ai
Hinderlijk: Neef ik sta hierzo hijs er nig niet
Hinderlijk: (video)
Hinderlijk: Die manna doet langg brr
Owner: App
Hinderlijk: Die man doet lang
Hinderlijk: Ik ga aan bellen
Hinderlijk: He
Hinderlijk: Wat moet ik doen
Hinderlijk: ??
Owner: Nee niet aanbellen
Owner: Die jonge komtdaarzo
Owner: 17:00 is tie er
Hinderlijk: Aii
Hinderlijk: Hvl moetje krijgen vn hem
Owner: 550,-
Owner: Zeg tegen hem die telli breng ik gelijk langs
Owner: Timer samen met hem
Owner: Daar
Owner: Zeg je telli komt eraan
Hinderlijk: Aiii
Hinderlijk: Doe snel ja want heb echt geen tijd
Owner: Broo
Owner: Hys by die café
Owner: Gaa sne[ _
Owner: En niét mijn naam noemen!!!
Owner: Broerr
Owner: Is gelukt??!
Owner: broer
Owner: Broerr
Owner: Broertjee morge heb je nog 1 kans voo deze torrie anders boette bro
Owner: Joo?
Owner: K geef je 1 job moss
Owner: En je verneukt ht alles

Voetnoten

1.Zie de conclusie van de A-G bij ECLI:NL:HR:2017:1296 (HR, 11-07-2017, nr. 16/01178).