ECLI:NL:RBDHA:2024:185
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en dwangsom bij niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 13 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Na het indienen van de aanvraag heeft eiser de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 juni 2022 in gebreke gesteld, omdat er niet tijdig op zijn asielaanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 14 november 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen. Echter, de staatssecretaris heeft opnieuw niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een tweede beroep van eiser op 31 maart 2023, dat wederom gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris wederom opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, maar ook deze termijn is overschreden. Eiser heeft op 19 september 2023 voor de derde keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser recht heeft op een dwangsom. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.