ECLI:NL:RBDHA:2024:18373
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige ophouding op verkeerde grondslag met schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de onrechtmatigheid van de ophouding van eiser door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1982 met de Indonesische nationaliteit, werd op 23 oktober 2024 om 13:38 uur opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De ophouding werd beëindigd op dezelfde dag om 18:10 uur, waarna eiser werd heengezonden. Eiser heeft op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen de ophouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding op een verkeerde grondslag heeft plaatsgevonden, wat volgens de nieuwe jurisprudentie reeds betekent dat de ophouding onrechtmatig is. Dit is een wijziging ten opzichte van eerdere uitspraken waarbij een belangenafweging plaatsvond bij gebreken in het voortraject.
De rechtbank heeft verder overwogen dat een beroep tegen de ophouding niet automatisch een verzoek om schadevergoeding inhoudt, tenzij dit expliciet wordt verzocht. Eiser heeft om schadevergoeding gevraagd, en de rechtbank heeft besloten om een bedrag van € 130,- toe te kennen voor de onrechtmatige ophouding. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.750,00, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven en is openbaar gemaakt op 8 november 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 84 van de Vreemdelingenwet.