ECLI:NL:RVS:2024:3884

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
202404512/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling op 5 juni 2024 opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 24 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 26 september 2024 geoordeeld dat zij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De rechtbank had in haar uitspraak ten onrechte vermeld dat er wel hoger beroep mogelijk was, maar dit verandert niets aan de wettelijke grondslag van de ophouding. De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen reden is om het verbod op hoger beroep te doorbreken, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak houdt in dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 september 2024, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer de uitspraak heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.

Uitspraak

202404512/1/V3.
Datum uitspraak: 26 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 24 juni 2024 in zaak nr. NL24.23739 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de vreemdeling op 5 juni 2024 opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000.
Bij uitspraak van 24 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, advocaat in Sittard, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over de wettelijke grondslag van de ophouding. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
1.1.    Wat de vreemdeling aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024
872-1017