Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Op 27 juni 2023 werd er in verband met een openstaand strafrechtelijk vonnis een onderzoek ingesteld bij de woning van eiser op de [adres] in [woonplaats]. Omdat daarbij goederen zijn aangetroffen die mogelijk vallen onder de Opiumwet en het meer dan een gebruikershoeveelheid betrof, is een doorzoeking uitgevoerd. De politie heeft verweerder op 4 juli 2023 met een bestuurlijke rapportage op de hoogte gesteld van de bevindingen. Op 29 juni 2023 is verweerder overgegaan tot een spoedsluiting en naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft verweerder besloten om de woning vanaf 29 juni 2024 om 17:00 op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten voor de duur van twaalf maanden.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de sluiting van zijn woning. Hij weerspreekt niet dat verweerder bevoegd was om de woning te sluiten. Wel stelt hij zich op het standpunt dat de sluiting niet evenredig is en verweerder de duur van sluiting had moeten beperken. Verder is de sluiting voor eiser onevenredig bezwarend omdat hij geen woning heeft om naar terug te keren en waar hij zijn legale bedrijfsactiviteiten voort kan zetten zodra hij in februari 2024 zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
Was verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
5. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat bij de doorzoeking in de woning op verschillende plekken drugs, drugsgerelateerde goederen en een vuurwapen zijn aangetroffen.
Het gaat onder meer om het volgende:
- Vuurwapen (gebruiksklaar) met patroonhouder en losse patronen;
- Ketamine, 2,5 kilo en 8 gripzakjes met daarin gebruikershoeveelheden;
- Heroïne 200 gram;
- Crystal meth, 1 grotere zak en 15 gripzakjes met daarin gebruikershoeveelheden;
- Cocaïne 14 gripzakjes met daarin gebruikershoeveelheden;
- XTC 120 gram (pillen);
- XTC, zakje met groene pillen;
- XTC, 16 gripzakjes met inhoud;
- Hennep 8 gram;
- Fentanyl 95 gram;
- 4MMC 14 gram;
- GHB 2,5 liter en een paar kleine flesjes met daarin een gebruikershoeveelheid;
- Lachgasflessen, 3 stuks van 2 kilo;
- Amfetamine, 1 zakje en resten van gebruik in de hal van de woning;
- Meerdere gripzakjes met drugs en medicatie.
- Een bak vol met (lege) gripzakjes;
- Kleine weegschaaltjes, negen stuks;
- Aceton, jerrycan van 5 liter;
- Gedestilleerd water, jerrycan van 5 liter;
- Labelprinter;
- Labels met een QR-code die leiden naar een Telegramaccount;
- Twee gesealde zakjes met daarin bankbiljetten (€ 500,- en € 1.000,-).
De bestuurlijke rapportage bevat daarnaast een gespecificeerde lijst met aangetroffen medicijnen. Het overzicht met medicijnen is in deze uitspraak niet opgenomen.
6. In de woning van eiser is een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen, die een handelshoeveelheid (0,5 gram) ruimschoots overschrijdt. Er mag dan vanuit worden gegaan dat de harddrugs in de woning aanwezig waren om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt.Verweerder was dan ook in beginsel bevoegd om de woning te sluiten. Dit wordt door eiser niet weersproken, zodat de bevoegdheid van verweerder om de woning te sluiten niet in geschil is.
Was de sluiting evenredig?
Noodzakelijkheid van de sluiting
7. Vervolgens is de vraag of verweerder in dit geval ook van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij is het uitgangspunt dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Als sprake is van een ernstig geval kan van dat uitgangspunt worden afgeweken.
8. Volgens het beleidvan verweerder is per definitie sprake van een ernstig geval als een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen. Omdat aanzienlijke handelshoeveelheden harddrugs zijn aangetroffen, sprake is van een georganiseerd verband alsmede bedrijfsmatige productie en/of handel in verdovende middelen, en een gebruiksklaar en geladen vuurwapen in de woning aanwezig was, gaat verweerder in het geval van de woning van eiser uit van een ernstig geval. Verweerder acht daarbij verschillende indicatoren uit het beleid van toepassing.
9. Eiser voert aan dat verweerder niet alle aangetroffen goederen bij de beoordeling of sprake is van een ernstig geval had mogen betrekken. De 200 gram aangetroffen heroïne betreft in werkelijkheid bruine MDMA, deze diende nog te worden gewassen, waarna een kleinere hoeveelheid overblijft. Verder noemt hij dat de ketamine, evenals de verschillende medicijnen, niet staan vermeld op lijst I of II van de Opiumwet maar zijn gereguleerd onder de Geneesmiddelenwet. De GHB die is aangetroffen was deels voor eigen gebruik, eiser kampte met een GHBverslaving. Daarbij merkt hij op dat niet alle hoeveelheden zijn gespecificeerd.
10. Vorenstaand betoog doet naar het oordeel van de rechtbank echter geen afbreuk aan de ernst van het geval, gelet op de aanzienlijke hoeveelheden (wel gespecificeerde) andere soorten drugs die zijn aangetroffen in de woning en waarvan de aanwezigheid door eiser niet wordt weersproken.
10. Naast de aangetroffen hoeveelheid drugs is voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding verder van belang of de aangetroffen drugs in of vanuit de woning werden verhandeld.Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal.
12. Verweerder heeft aan de sluiting onder meer ten grondslag gelegd dat er grote hoeveelheden handelsattributen zijn aangetroffen, waaronder de weegschalen en gripzakjes, sealbags en vouwpapiertjes (o.a. ponypacks). Eiser wordt door verweerder gelinkt aan het Telegramaccount
@pika_meds. Op dit account werden op professionele wijze soft- en harddrugs en medicijnen aangeboden. Betaling was mogelijk via een betaalverzoek, met contant geld of in Pokémonspullen (15% korting). Op de profielfoto van het account zijn drie Pokémonfiguren zichtbaar, overeenkomstig met de Pokémon-figuren die in de woning zijn aangetroffen. Verder zijn bij de doorzoeking enkele honderden ongebruikte stickervellen met stickers en verpakkingsmaterialen aangetroffen die verwijzen naar het desbetreffende Telegramaccount. Deze stickers zijn ook aangetroffen op de aanwezige verpakkingen met drugs. De drugs die werden aangeboden op het account komen ook overeen met de aangetroffen (verpakkingen met) drugs in de woning. In een Telegrambericht van 21 mei 2022 op het account staat dat dat GHB en SOS (dat wil zeggen: cocaïne) kunnen worden opgehaald in de omgeving van Nieuwerkerk aan den IJssel/Gouda, dit is in de buurt van de woning van eiser.
13. Eiser weerspreekt dat zijn woning bij dit Telegramaccount betrokken was. Strafrechtelijk is dit volgens hem ook niet gebleken. Op zitting heeft eiser toegelicht dat de aangetroffen drugs niet bedoeld waren om te verhandelen, maar voor eigen gebruik waren tijdens een festival in België voor zijn vrienden en hemzelf. Volgens hem bestond er geen risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het aannemelijk is er vanuit de woning van eiser verdovende middelen werden verhandeld. De verklaring die eiser voor de aanwezigheid van de drugs geeft, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om aan te nemen dat geen sprake was van handel. Eiser heeft ook geen verklaring gegeven voor de gevonden voorwerpen die duiden op handel, zoals de verpakkingsmaterialen. Dat eiser naar eigen zeggen strafrechtelijk niet is vervolgd en veroordeeld voor de handel via het Telegramacount, leidt niet tot een ander oordeel. In het bestuursrecht geldt een andere bewijslast dan in het strafrecht. Anders dan in het strafrecht hoeft een gedraging in een procedure als deze enkel aannemelijk te zijn, en niet wettig en overtuigend te zijn bewezen.
15. Eiser miskent verder dat overlast inherent is aan georganiseerde drugshandel, zoals eerder ook overwogen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als een woning bekend is in het drugscircuit bestaat een verhoogd risico dat ruzies met geweld worden uitgevochten. Ook komen overvallen en liquidaties in de wereld van de georganiseerde drugshandel regelmatig voor.Dat dergelijke incidenten zich rondom de woning (nog) niet hadden voorgedaan, maakt niet dat dit risico of gevaar niet bestond.
16. Weliswaar was geen sprake van structurele overlast, maar er zijn wel verschillende meldingen gedaan over de woning. Op 12 maart 2023 en 12 april 2023 zijn twee meldingen ontvangen bij Meld Misdaad Anoniem omtrent de woning van eiser en bezoek ’s nachts door onbekende personen. Kort ná de instap door de politie op 27 juni 2023 wordt melding gemaakt van een heterdaadsituatie waarbij twee of drie personen de woning proberen in te klimmen met een ladder. Op 29 juni 2023 volgt opnieuw een melding bij Meld Misdaad Anoniem dat twee onbekende personen de woning binnentraden terwijl de sluiting al was ingetreden. Zij verlieten de woning met vuilniszakken, een weekendtas en een huishoudtrap. Eiser merkt terecht op dat uitsluitend zorgen en gevoelens van angst die naderhand zijn geuit door omwonenden over de persoon van eiser in beginsel onvoldoende zijn.In dit geval waren er naar het oordeel van de rechtbank gelet op de eerste twee meldingen echter wel degelijk signalen dat sprake was van loop naar de woning. De niet nader onderbouwde stelling op zitting dat eiser een 24/7 pakketpunt aan huis had, is geen afdoende verklaring. De meldingen die zijn gedaan na de instap onderstrepen bovendien de noodzaak van de sluiting en van het onttrekken van de woning aan het drugscircuit.
17. Eiser stelt zich verder nog op het standpunt dat verweerder ten onrechte belang hecht aan de aanwezigheid van beveiligingscamera’s en bewegingssensoren rondom zijn woning, en de patronen en twee ‘op echt gelijkende wapens’ die zijn aangetroffen. Deze laatste zouden knalpatronen en balletjespistolen betreffen die niet strafbaar zijn. Wat daar ook van zij, dit is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de woning betrokken is bij drugshandel in georganiseerd verband. Dat ook een gebruiksklaar vuurwapen is aangetroffen, weerspreekt eiser overigens niet.
18. Overigens merkt eiser wel terecht op dat geen sprake is van recidive zoals uiteengezet in de beleidsregel. Een woningsluiting is een objectgerichte maatregel en uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat zich eerder incidenten hebben voorgedaan met betrekking tot de woning. Dit wil echter niet zeggen dat verweerder antecedenten van eiser in zijn geheel niet bij de beoordeling mag betrekken. De lijst met indicatoren in de beleidsregel is niet limitatief.
19. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk heeft kunnen achten.
Evenwichtigheid van de sluiting
20. Als het sluiten van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Door de Afdeling is overwogen dat bij de beoordeling van de evenredigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning en bijvoorbeeld de mogelijkheid om weer in de woning terug te kunnen keren. De nadelige gevolgen moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenredig.
21. Eiser is veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van twaalf maanden en is voor het einde van de sluiting van zijn woning vrijgekomen. Hij voert aan dat het voor hem van groot belang was dat hij na zijn vrijlating een woning had, en een plek van waaruit hij zijn bedrijfsactiviteiten voort kon zetten. Voordat hij gedetineerd zat, handelde hij in Pokémon-voorwerpen. Verweerder stelt zich in dit kader echter terecht op het standpunt dat eiser in het geheel niet heeft onderbouwd dat hij geen tijdelijke woon- en/of bedrijfsruimte heeft kunnen vinden voor de (resterende) duur van de sluiting. Alleen de verklaring daarover door eiser is daartoe onvoldoende. Ook de impact van de sluiting op zijn fysieke en mentale gezondheid en zijn (zakelijke) financiën heeft eiser niet met stukken onderbouwd. Op zitting heeft eiser toegelicht dat zijn onderneming inmiddels failliet is en dat hij bij zijn ouders en een vriend heeft verbleven, maar ook een aantal keer in de auto heeft geslapen. De rechtbank begrijpt dat de sluiting van zijn woning een grote impact op eiser heeft gehad. Inherent aan een sluiting van een woning is echter dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Wat betreft de mate van verwijtbaarheid overweegt de rechtbank dat eiser heeft erkend dat hij verantwoordelijk was voor de in de woning aangetroffen drugs die de maximaal toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik ver overschrijdt. Dat dit voor rekening en risico van eiser komt, acht de rechtbank niet onevenredig. Van een dusdanige economische binding met de woning is de rechtbank verder niet gebleken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn bedrijfsactiviteiten niet elders uit kon voeren. De rechtbank merkt daarbij nog op dat verweerder tijdens de sluiting de gelegenheid heeft geboden de bedrijfsadministratie uit de woning te laten halen. Dit tezamen maakt dat verweerder de belangen bij sluiting van de woning zwaarder heeft mogen wegen dan de belangen van eiser bij het voortgezet gebruik van de woning.
22. De rechtbank acht de sluiting van de woning gelet op het voorgaande niet onevenredig en er was voor verweerder dan ook geen aanleiding om daarvan af te zien.