ECLI:NL:RBDHA:2024:12075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/8472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet en de proportionaliteit van de maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor twaalf maanden op grond van de Opiumwet beoordeeld. Eiser, die op 26 juli 2023 werd aangehouden in een gestolen voertuig, had in zijn woning 57 kilo harddrugs en andere verboden voorwerpen, zoals een verboden wapen en een grote som contant geld, opgeslagen. De burgemeester van gemeente Zuidplas had besloten om de woning per direct te sluiten, maar eiser betwistte de noodzaak en proportionaliteit van deze maatregel. De rechtbank oordeelt dat de sluiting van de woning niet langer dan zes maanden mocht duren, omdat er onvoldoende bewijs was voor feitelijke handel vanuit de woning. De rechtbank vernietigt het besluit van de burgemeester en herroept de sluiting, waarbij zij oordeelt dat de sluiting voor twaalf maanden onevenredig was en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten van eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

de burgemeester van gemeente Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: mr. M.E.P. Somers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van twaalf maanden op grond van de Opiumwet.
1.1.
Met het bestreden besluit van 30 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de sluiting gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] en [naam 2] (toezichthouders).

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 26 juli 2023 aangehouden in een gestolen voertuig. De bevindingen bij die aanhouding gaven aanleiding voor doorzoeking van de woning van eiser. Uit de bestuurlijke rapportage van 31 juli 2023 volgt dat in de woning en de daarbij behorende schuur 57 kilo aan verschillende soorten harddrugs is aangetroffen. Ook zijn er apparaten aangetroffen die worden gebruikt bij de productie van drugs waarbij op sommige apparaten drugsresten zaten. Verder zijn ruim 300 kilogram cellulose, [1] een verboden ploertendoder, een grote som contant geld (€ 11.700), een tweede gestolen voertuig en onbedrukte kentekenplaten aangetroffen.
2.1.
Verweerder heeft daarop besloten om een last onder spoedeisende bestuursdwang op te leggen om de woning van eiser per direct te sluiten op 26 juli 2023 om 21.00 uur voor de duur van twaalf maanden. [2] Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de sluiting van zijn woning. Het besluit is niet zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Niet is gebleken van een aanloop naar de woning, van overlast en ook niet van bekendheid met de woning als drugspand. De verklaringen van omwonenden waarin zij hun zorgen uiten en waarop verweerder zich baseert zijn inhoudelijk onjuist. Bovendien zijn deze verklaringen van horen-zeggen en niet verifieerbaar. Verder is de veroordeling uit 2017 voor moord dan wel doodslag niet relevant, omdat het losstaat van deze zaak en er sindsdien geen (gewelds)incidenten meer zijn geweest. Ook is er geen feitelijke handel vanuit de woning. De sluiting is daarom niet noodzakelijk. Daar komt nog bij dat het doel dat met de sluiting wordt beoogd via de strafrechtelijke weg al is bereikt omdat eiser gedetineerd is. De sluiting voor de duur van twaalf maanden is bovendien onevenredig lang. De belangen van de partner van eiser, zoals haar huisrecht, zijn onvoldoende meegewogen. Eiser zelf lijdt aan een ernstige ziekte en heeft geen lange levensverwachting. Met justitie zal worden gekeken of hij zijn laatste levensfase thuis kan doorbrengen op het moment dat zijn toestand verslechtert. Als dat moment zich aandient, is het van belang dat eiser direct kan terugkeren naar zijn woning.
Wat is het oordeel van de rechtbank?Was verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning en de schuur van eiser een grote hoeveelheid harddrugs (57 kilo) is aangetroffen, die als een handelshoeveelheid moet worden aangemerkt. Er mag dan vanuit worden gegaan dat de harddrugs in de woning aanwezig waren om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. [3] Verweerder was dan ook in beginsel bevoegd om de woning te sluiten. [4] Was de sluiting evenredig?
Noodzakelijkheid van de sluiting
5. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken.
5.1.
Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs in of vanuit de woning werden verhandeld. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn van feitelijke handel in of vanuit de woning, zal verweerder nader moeten onderbouwen waarom er volgens hem toch sprake is van feitelijke handel in of vanuit de woning. Slaagt verweerder hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dat soort gevallen wordt een sluiting van meer dan zes maanden om de beoogde doelen van de sluiting te behalen, niet evenredig geacht. [5]
5.2.
In dit geval is niet aannemelijk dat er feitelijk in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. Verweerder heeft de sluiting voor een duur van twaalf maanden daarom niet noodzakelijk mogen achten. Er zijn geen signalen dat er loop naar de woning was. De woning werd doorzocht naar aanleiding van de aanhouding van eiser in een gestolen voertuig, en niet op basis van een gedane (overlast)melding. Weliswaar hebben omwonenden tijdens en na de doorzoeking hun zorgen geuit aan de toezichthouders, maar uit de in het bestreden besluit opgenomen weergave van die verklaringen blijkt niet dat er feitelijke handel in of vanuit de woning was. Uit de weergave van de verklaringen blijkt alleen dat omwonenden bekend zijn met het feit dat eiser geweld niet schuwt, dat hij eerder veroordeeld is geweest voor moord/doodslag, dat zij duistere activiteiten vermoedden en dat zij te angstig zijn om melding te doen. Verder zijn er geen handelsattributen gevonden zoals gripzakjes of ponypacks. De foto in de bestuurlijke rapportage van een enkel zakje met daarin vier XTC-pillen is niet voldoende om van handelsattributen te kunnen spreken.
Verweerder heeft niet onderbouwd waarom, ondanks de afwezigheid van signalen van loop naar de woning en ondanks de afwezigheid van handelsattributen, er toch sprake was van feitelijke handel vanuit de woning.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de sluiting van de woning toch noodzakelijk kon achten, ook al is feitelijke handel vanuit de woning niet aannemelijk. Maar verweerder heeft de woning niet voor langer dan zes maanden mogen sluiten. Er zijn in dit geval meerdere indicatoren die dit een ernstig geval maken. [6] In de woning zijn naast de grote hoeveelheid harddrugs namelijk ook een verboden wapen, een pillenapparaat, andere attributen met daarop drugsresten en een grote som contant geld aangetroffen. Het is daarom aannemelijk dat de woning een noemenswaardige rol speelt in de drugsketen. Dat brengt gevaar mee voor de omgeving en omwonenden. Niet alleen vanwege het ontploffingsgevaar van de brandgevaarlijke chemicaliën die werden gebruikt bij de productie van de synthetische drugs, maar ook vanwege de aanzuigende werking die de grote hoeveelheid harddrugs heeft op ripdeals en geweld. Verweerder heeft bovendien verklaard dat het permanent bewoonde recreatiepark, waarop de woning van eiser staat, kwetsbaar is en dat daar meer drugsgerelateerde incidenten hebben plaatsgevonden.
5.4.
Het betoog van eiser dat de sluiting niet noodzakelijk is omdat hij een onvoorwaardelijke celstraf uitzit, slaagt niet. De sluiting heeft immers (onder meer) als doel de woning te onttrekken aan het drugscircuit en de openbare orde in de directe omgeving van de woning te herstellen. De maatregel is dus gericht op de woning en niet op eiser als persoon.
Evenwichtigheid van de sluiting
6. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat een sluiting voor de duur van zes maanden onevenredig is. De enkele, niet-onderbouwde stelling van eiser dat hij vanwege zijn ernstige ziekte mogelijk het laatste deel van zijn leven buiten de gevangenis mag doorbrengen, kan niet tot het oordeel leiden dat de sluiting voor de duur van zes maanden onevenredig is. De belangen van de partner van eiser leiden ook niet tot het oordeel dat een sluitingsduur van zes maanden onevenredig is, omdat eiser niet heeft onderbouwd welke belangen van zijn partner in het geding komen. Hierbij is van belang dat is gebleken dat de partner van eiser ergens anders onderdak heeft gekregen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. De sluiting voor de duur van twaalf maanden is onevenredig en dus in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak voorzien. Zij herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
7.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
7.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.374,- . Dit bedrag is opgebouwd uit de proceskosten in bezwaar van € 624,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 624,- en een wegingsfactor 1) en de proceskosten in beroep van € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is besloten de woning te sluiten voor twaalf maanden;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van € 2.374,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een vulmiddel voor XTC-pillen.
2.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 augustus 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:2912). In het geval van harddrugs wordt er gesproken van een handelshoeveelheid vanaf 0,5 gram.
4.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
5.Uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911.
6.Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (de Beleidsregel).