ECLI:NL:RBDHA:2024:17950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft eerder op 13 september 2024 een voorlopige voorziening toegewezen aan eiser. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is.
Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat het opvangniveau in Kroatië onder de minimumgrens van het acceptabele is geraakt en dat terugkeer naar Kroatië zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Kroatië die een reëel risico op een onmenselijke behandeling met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van J.F. Elzenaar, griffier, en is openbaar uitgesproken.