ECLI:NL:RBDHA:2024:17924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.42300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met Congolese eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan een Congolese eiser. De maatregel van bewaring was op 31 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 1 november 2024 gesloten.

Eiser stelt Congolees te zijn en geboren op [geboortedag] 1989. Hij betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen redelijk zicht is op uitzetting naar Congo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister afhankelijk is van de afgifte van een laissez-passer door de autoriteiten van Congo. Eiser heeft eerder niet meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de situatie compliceert. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende inspanningen heeft verricht om de uitzetting te realiseren, ondanks dat er geen concrete voorbereidingen voor een nieuwe presentatie zijn getroffen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42300

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

De minister heeft op 31 juli 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 1 november 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1989.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voorduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de laatste uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, op 16 september 2024.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen sprake is van redelijk zicht op uitzetting naar de Democratische Republiek Congo (hierna: Congo). Verweerder heeft namelijk geen inspanningen verricht om een nieuwe presentatie te plannen en het laatste rappel dateert van 22 augustus 2024. Verder heeft er geen vertrekgesprek meer plaatsgevonden sinds 4 september 2024. Het is aan verweerder om een presentatie te plannen en het zicht op uitzetting kan niet afhankelijk worden gemaakt van de mate van medewerking van eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder is voor de uitzetting van eiser afhankelijk van de afgifte van een laissez-passer (LP) aan eiser door de autoriteiten van Congo. Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat de autoriteiten van Congo hebben meegewerkt aan het plannen van een presentatie op 19 juli 2024, maar dat eiser niet op die afspraak is verschenen. Gelet hierop is het vooralsnog weliswaar onmogelijk gebleken om eiser daadwerkelijk uit te zetten, maar kan nog niet worden gezegd dat zicht op uitzetting naar Congo in het algemeen of specifiek in het geval van eiser ontbreekt Daarbij heeft de rechtbank er eerder ook op gewezen dat het relevant is dat eiser heeft laten zien dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting.
6. Het voorgaande laat onverlet dat er op verweerder een inspanningsverplichting rust om voortvarend te blijven werken aan de uitzetting van eiser. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en wordt beoordeeld aan de hand van het geheel aan uitzettingshandelingen die verweerder heeft verricht. Indien verweerder zonder goede reden langere tijd stilzit, is hoe dan ook geen sprake van voldoende voortvarendheid.
7. Uit het op 28 oktober jl. geüploade voortgangsrapport volgt dat verweerder het laatste vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser op 4 september 2024 en dat een volgend gesprek is gepland op 31 oktober (op het moment van het sluiten van het onderzoek had de rechtbank nog geen verslag van dit aangekondigde gesprek ontvangen). Daarnaast heeft verweerder op 12 september, 2 oktober en 22 oktober jl. gerappelleerd bij de Congolese autoriteiten over de aanvraag tot afgifte van een LP. Verweerder heeft daarmee (sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure) voldoende voortvarend gewerkt aan het vertrek van eiser. Dat uit het voortgangsrapport van 28 september jl niet uitdrukkelijk blijkt van concrete voorbereidingen voor een nieuwe presentatie leidt niet tot een andere conclusie. Van stilzitten door verweerder is geen sprake.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 19 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13269 en uitspraak van 16 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14913.