ECLI:NL:RBDHA:2024:13269
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door onjuiste ondertekening van staatssecretaris
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, een Congolese nationaliteit, heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 14 augustus 2024 was de eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en werd er een tolk in de Franse taal ingeschakeld.
De rechtbank constateerde dat de maatregel onterecht was ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de minister van Asiel en Migratie bevoegd was. Dit gebrek werd echter gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de maatregel was ondertekend door een bevoegde ambtenaar en er geen schade voor de eiser was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, die door de eiser niet waren betwist, voldoende waren om het risico op onttrekking aan het toezicht te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de maatregel onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.