ECLI:NL:RBDHA:2024:17890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser op 28 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij zijn referent. De rechtbank heeft eerder, op 11 januari 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Eiser heeft op 23 augustus 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat verweerder wederom geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht en heeft dit verzoek voorlopig toegewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat, volgens vaste jurisprudentie, een ingebrekestelling niet vereist is wanneer de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en er al een eerdere termijn was gesteld. Aangezien verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn, heeft de rechtbank het nieuwe beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen en heeft een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.