Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvraag is afgewezen door de minister op 6 februari 2023, omdat niet voldaan zou zijn aan het inburgeringsvereiste en het middelenvereiste. Eisers, een moeder en haar twee minderjarige kinderen van Iraakse nationaliteit, willen naar Nederland komen om bij de referent, de echtgenoot van eiseres, te verblijven.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich onterecht op het standpunt heeft gesteld dat het inburgeringsvereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen. Dit is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin is geoordeeld dat het inburgeringsvereiste discriminatoir is. De rechtbank constateert een motiveringsgebrek van de minister, die onvoldoende heeft onderbouwd dat het gemaakte onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is. De rechtbank komt niet toe aan de inhoudelijke toetsing van het inburgeringsvereiste, omdat deze beroepsgrond slaagt.
Daarnaast wordt het middelenvereiste tegengeworpen aan de referent, die een Ziektewet-uitkering ontvangt. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat het inkomen van referent voldoende is om aan het middelenvereiste te voldoen. De rechtbank concludeert dat de minister alle relevante omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken en dat het beroep ongegrond is. De afwijzing van de mvv-aanvraag blijft in stand, en eisers krijgen geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.