ECLI:NL:RBDHA:2024:17850
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. Kraefft
- J.P. Ankum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft eerder asielaanvragen ingediend in Duitsland en Frankrijk, die beide zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser niet in behandeling kan worden genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland op 25 april 2024 een verzoek om terugname bij Frankrijk heeft ingediend, dat door Frankrijk op 27 mei 2024 is aanvaard.
De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast en geconcludeerd dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk, zoals eerder vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser heeft aangevoerd dat hij bang is voor onvoldoende opvang in Frankrijk, maar de rechtbank volgt dit argument niet. De rechtbank heeft ook de informatie uit het AIDA-rapport van 2024 en eerdere rapporten in overweging genomen en geconcludeerd dat de situatie in Frankrijk niet zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat eiser moet worden overgedragen aan Frankrijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.