ECLI:NL:RBDHA:2024:17821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/658491 / HA ZA 23-1108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over de uitleg van een erfdienstbaarheid van doorvaart

In deze zaak, die op 30 oktober 2024 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, staat de uitleg van een erfdienstbaarheid van doorvaart centraal. De eisers, [naam 1] c.s. en [naam 3], vorderen dat de rechtbank bevestigt dat de erfdienstbaarheid hen het recht geeft om hun boten te keren op het perceel van [naam 4] c.s. om zo de vaart te bereiken. De rechtbank oordeelt dat de erfdienstbaarheid van doorvaart ook inhoudt dat gekeerd mag worden op het perceel van [naam 4] c.s., mits dit op de minst storende wijze gebeurt. Dit betekent dat de belangen van alle eigenaren in overweging moeten worden genomen. De rechtbank wijst de vorderingen van [naam 1] c.s. en [naam 3] toe, waarbij [naam 4] c.s. wordt veroordeeld tot het verwijderen van twee palen die de doorvaart belemmeren. De rechtbank wijst de vorderingen in reconventie van [naam 4] c.s. af, omdat er onvoldoende bewijs is dat de doorvaart daadwerkelijk belemmerd is. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van [naam 1] c.s. en [naam 3].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/658491 / HA ZA 23-1108
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van

1.[naam 1] , te [woonplaats] ,

2.
[naam 2], te [woonplaats] ,
3.
[naam 3], te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L. van der Knaap te Den Haag,
tegen

1.[naam 4] , te [woonplaats] ,

2.
[naam 5], te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S. Maakal te Heerenveen.
Partijen zullen hierna [naam 1] c.s. (eisers sub 1 en 2 in conventie), [naam 3] en [naam 4] c.s. (gedaagden in conventie) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 december 2023, met producties 1-22;
  • de conclusie van antwoord tevens inhoudende een vordering in reconventie, met producties 1-6;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 23-31;
  • het tussenvonnis van 15 mei 2024, waarin een plaatsopneming en een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de plaatsopneming op 24 september 2024.
1.2.
Aansluitend aan de plaatsopneming heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op deze zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] c.s. is eigenaar van het perceel met woning aan [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [kadastraal nummer 1] . Hiernaast ligt het perceel met woning van [naam 3] , aan [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [kadastraal nummer 2] . Beide woningen zijn geschakeld (twee- onder-een-kap).
2.2.
[naam 4] c.s. is eigenaar van het perceel met een twee-onder-een-kap woning aan de [adres 3] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [kadastraal nummer 3] . Het perceel van [naam 4] c.s. grenst aan het perceel van [naam 3] .
2.3.
De woningen van partijen maken onderdeel uit van een door een projectontwikkelaar gerealiseerd woningbouwproject, waarbij tevens een vaart is aangelegd. Deze vaart is een aftakking van de [vaart] . De vaart behoort in eigendom toe aan de eigenaren van de woningen aan deze vaart, zoals blijkt uit onderstaande tekening.
[naam 4] c.s. [naam 3] [naam 1] c.s.
Vaart [vaart]
{Afbeelding verwijderd in verband met privacy}
2.4.
Zoals op onderstaande - bij de plaatsopneming genomen - foto 1 is te zien, maakt de vaart ter hoogte van de woning van [naam 4] c.s. een haakse bocht naar rechts en ligt er een lage brug over de vaart, waarmee het perceel van [naam 4] c.s. wordt ontsloten. Hierdoor kan met een normale boot niet verder worden gevaren dan tot aan de brug. De vaart eindigt bij een - op de foto zichtbare - duiker bij het perceel van de woning aan [adres 4] .
Foto 1
2.5.
Aan weerszijden van de vaart liggen bootjes (vooral sloepen) van de eigenaren van de percelen. Op onderstaande - bij de plaatsopneming genomen - foto 2, is links onderaan de boot en rubberboot (op een bootlift) van [naam 4] c.s. te zien. Daarachter ligt de boot met beige kap van [naam 3] en vervolgens de donkergrijze boot met kap van [naam 1] c.s.
Foto 2
2.6.
Op onderstaande - bij de plaatsopneming in de achtertuin van [naam 1] c.s. genomen - foto 3 zijn de boten van [naam 1] c.s. respectievelijk [naam 3] ook te zien:
Foto 3
2.7.
In 2017 heeft de projectontwikkelaar op basis van de daartoe met partijen gesloten koop/aannemingsovereenkomsten de respectieve percelen aan partijen in eigendom overgedragen. In elk van de akten van levering is onder meer het volgende opgenomen:
“Ter uitvoering van voormelde overeenkomst worden hierbij -voor zulks nog niet eerder is geschied-, ter legalisering van eventueel met het burenrecht en/of eigendomsrecht strijdige situatie, door verkoper en koper gevestigd respectievelijk aanvaard, over en weer, ten behoeve en ten laste van het verkochte en de overige tot het bouwplan behorende percelen kadastraal bekend gemeente [kadastraal nummer 4] en [kadastraal nummer 5] tot en met [kadastraal nummer 6] en nummers [kadastraal nummer 7] tot en met [kadastraal nummer 8] , al zodanige erfdienstbaarheden waardoor de toestand van die percelen waarin zich deze na de afbouw van de daarop te realiseren woningen ten opzichte van elkaar zullen bevinden blijven gehandhaafd, meer in het bijzonder:
(…)
De erfdienstbaarheid van doorvaart:
Om te varen van en naar de [vaart] . Ten aanzien van de erfdienstbaarheid van doorvaart gelden de navolgende bepalingen:
1. het tot het verkochte behorende water mag door de eigenaren en/of gebruikers van de heersende en dienende erven worden gebruikt om op de minst storende wijze te varen van en naar de [vaart] en het verkochte vice versa.
2. de koper is gerechtigd om een strook, van het tot het verkochte behorende water, te gebruiken als aanlegplaats voor een boot. Koper en diens rechtsopvolgers verplichten zich buiten deze strook geen blokkades aan te brengen waardoor de doorvaarbaarheid van het water in gevaar komt.
3. De koper is verplicht het tot het verkochte behorende water als een “goed huisvader” te onderhouden, zodat de doorvaartbaarheid gewaarborgd blijft.”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[naam 1] c.s. en [naam 3] vorderen, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de gevestigde erfdienstbaarheid van doorvaart mede inhoudt dat gekeerd mag worden via het water dat onderdeel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [kadastraal nummer 3] , om zo te kunnen komen en gaan van de percelen van [naam 1] c.s. en [naam 3] naar de [vaart] en vice versa;
II [naam 4] c.s. veroordeelt tot het verwijderen en het verwijderd houden van de door hem geplaatste palen in het water dat onderdeel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [kadastraal nummer 3] binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag, met een maximum van € 25.000;
III [naam 4] c.s. verbiedt om handelingen te verrichten die op enigerlei wijze verhinderen dat via het water dat onderdeel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [kadastraal nummer 3] , kan worden gekeerd om zo te kunnen komen en gaan van en naar de [vaart] ;
IV [naam 4] c.s. veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 1.000, met een maximum van € 50.000, voor iedere keer dat zij en/of de hunnen het bepaalde onder III schenden;
V [naam 1] c.s. en [naam 3] een machtiging verleent opdat zij bij overtreding door [naam 4] c.s. en de hunnen van het bepaalde onder III zelf op kunnen laten heffen door een deurwaarder, houder van de grosse van het vonnis, zo nodig met behulp van justitie en politie;
VI [naam 4] c.s. veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding exploot, tot aan de dag der algehele voldoening;
VII [naam 4] c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[naam 4] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[naam 4] c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht verklaart dat de in geschil zijnde erfdienstbaarheid van doorvaart, bij het gebruik daarvan, zodanig moet worden uitgeoefend dat de rechthebbenden op het in de erfdienstbaarheid gevestigde recht slechts van en naar de [vaart] mogen varen via elkaars water door te varen tot aan (tot en met) het eigen perceel. Het recht om verder door te varen naar achteren, om daar (bijvoorbeeld) te keren ter hoogte van het (huidige) perceel van [naam 4] c.s., is dus niet rechtstreeks toegestaan en vloeit niet voort uit de ten behoeve van partijen gevestigde er[dienstbaarheid van doorvaart; dan wel subsidiair op een andere, in goede justitie te bepalen, wijze voor recht te verklaren hoe de in geschil zijnde erfdienstbaarheid op de minst storende’ c.q. bezwarende wijze mag worden uitgeoefend;
II voorts [naam 1] c.s. en [naam 3] verbiedt om het recht op vrije doorvaart naar achteren, tot en met het kadastrale perceel gemeente [kadastraal nummer 9] , voor [naam 4] c.s. te belemmeren of op welke wijze dan ook moeilijk te maken, een en ander op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 1.500 per keer en met een maximum van € 30.000, dan wel andere, in goede justitie te bepalen, bedragen, dan wel subsidiair hierin een zodanige voorziening of maatregel te treffen als in goede justitie rechtvaardig wordt geoordeeld door de rechtbank;
III [naam 1] c.s. en [naam 3] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.5.
[naam 1] c.s. en [naam 3] concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

Vorderingen I in conventie en in reconventie: uitleg erfdienstbaarheid van doorvaart
4.1.
In deze procedure staat centraal hoe de erfdienstbaarheid van doorvaart moet worden uitgelegd. Meer specifiek gaat het om de vraag of deze erfdienstbaarheid [naam 1] c.s. en [naam 3] het recht geeft om gebruik te maken van het perceel water van [naam 4] c.s. om hun boten te keren, zodat zij vooruit varend de [vaart] kunnen bereiken.
4.2.
[naam 1] c.s. en [naam 3] stellen zich op het standpunt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Daartegenover stelt [naam 4] c.s. zich op het standpunt dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Volgens [naam 4] c.s. mogen [naam 1] c.s. en [naam 3] , om te komen van en gaan naar de [vaart] , niet verder varen dan hun eigen percelen.
4.3.
Voor de beoordeling van dit geschilpunt zal de rechtbank de erfdienstbaarheid uitleggen.
4.4.
Maatgevend bij deze uitleg is allereerst artikel 5:73 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), dat bepaalt dat de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening worden bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regels daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de uitleg van de akte van vestiging van een erfdienstbaarheid aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. [1] De ratio voor deze objectieve uitlegmaatstaf ligt in het voor registergoederen (zoals woningen) geldende stelsel van publiciteit en uiteindelijk de rechtszekerheid. Derden moeten kunnen afgaan op hetgeen in een - in de openbare registers ingeschreven - akte is vermeld over bijvoorbeeld een erfdienstbaarheid.
4.5.
Zoals in de akte is bepaald, heeft de erfdienstbaarheid van doorvaart betrekking op
het varen van en naar de [vaart] . De erfdienstbaarheid is blijkens de akte “
gevestigd respectievelijk aanvaard, over en weer, ten behoeve en ten laste van het verkochte en de overige tot het bouwplan behorende percelen over en weer, ten behoeve en ten laste van het verkochte en de overige tot het bouwplan behorende percelen”. Dit betekent dat onder meer de percelen van [naam 1] c.s., [naam 3] en [naam 4] c.s. zowel heersende als dienende erven zijn. Dit komt verder ook tot uitdrukking in de passage “
het tot het verkochte behorende water mag door de eigenaren en/of gebruikers van de heersende en dienende erven worden gebruikt om op de minst storende wijze te varen van en naar de [vaart] en het verkochte vice versa.”
Omdat het perceel van [naam 4] c.s. dus ook dienend erf is, brengt dit mee dat de erfdienstbaarheid van doorvaart niet uitsluit dat [naam 1] c.s. en [naam 3] gebruik mogen maken van het perceel van [naam 4] c.s. om (op de minst storende wijze) te varen van en naar de [vaart] . De stelling van [naam 4] c.s., dat ieder perceel slechts een erfdienstbaarheid heeft verkregen jegens de (vanaf de [vaart] bezien) voorliggende percelen vindt geen steun in de bewoordingen van de erfdienstbaarheid. Hierbij acht de rechtbank nog het volgende van belang.
4.6.
Onder de erfdienstbaarheid van doorvaart mogen de eigenaren van de percelen een strook water van hun perceel gebruiken als aanlegplaats van een boot. De omvang van die strook is in de akte niet bepaald, maar in ieder geval zullen de boten (ruim) binnen de perceelsgrenzen moeten liggen, omdat er anders geen tussenruimte overblijft om door te kunnen varen. Bij de plaatsopneming heeft de rechtbank waargenomen dat bij diverse percelen, waaronder de percelen van [naam 1] c.s. en [naam 3] aan weerszijden van de vaart boten liggen (zie foto’s 2 en 3). Bij die percelen is er maar een beperkte tussenruimte om te passeren en kan het - afhankelijk van de afmetingen van de boot - lastig, zo niet onmogelijk zijn om deze boot vanaf de aanlegplaats in het water te keren, als dit nodig is om vooruit varend de [vaart] te kunnen bereiken. Het achteruit varen en manoeuvreren met een boot is naar zijn aard lastiger en levert een hoger risico op aanvaring op dan het vooruit varen en manoeuvreren. Daarbij komt dat de er tussen de percelen van [naam 1] c.s. en [naam 3] enerzijds en de [vaart] anderzijds nog vijf andere percelen liggen, waarlangs moet worden gevaren om de [vaart] te kunnen bereiken. Dat betekent dat als uitgangspunt kan worden aanvaard dat het, in beginsel, voor [naam 1] c.s., [naam 3] en de tussenliggende eigenaren van percelen het minst storend is als vooruit van en naar de [vaart] wordt gevaren.
Dat vooruit varen is mogelijk als [naam 1] c.s. en [naam 3] , als zij komend vanaf de [vaart] , hun boten kunnen keren aan het einde van de vaart, waar de vaart een haakse bocht naar rechts maakt bij het perceel van [naam 4] c.s.. Dat dit voor [naam 4] c.s. niet het minst storend is, acht de rechtbank niet beslissend, aangezien alle percelen heersende en dienende erven zijn. Hieruit volgt dat bij de vraag wat de minst storende wijze van varen is, de belangen van alle eigenaren moeten worden betrokken. In dat geval weegt het belang van [naam 4] c.s. minder zwaar dan dat van de overige eigenaren gezamenlijk. Hieraan doet niet af dat in artikel 5:74 BW is bepaald dat de erfdienstbaarheid op voor het dienende erf minst bezwarende dienende erf moet worden uitgeoefend, nu in dit geval alle percelen dienende erven zijn.
4.7.
Aan het voorgaande doet niet af dat het talud van de vaart aan de kopse kant van die vaart, dus bij het perceel van [naam 4] c.s. langs de Stadhouderslaan, anders is aangelegd dan het talud c.q. de beschoeiing langs de oevers van de vaart, zoals door [naam 4] c.s. is betoogd. In het licht van de hiervoor onder 4.4 genoemde uitlegmaatstaf heeft [naam 4] c.s. onvoldoende onderbouwd dat dit gegeven bij de vestiging van de erfdienstbaarheid als omstandigheid een rol heeft gespeeld bij het vormen van de partijbedoeling. Aan bewijslevering op dit punt behoeft daarom niet te worden toegekomen.
4.8.
Een en ander neemt niet weg dat per geval moet worden bezien wat ‘de minst storende wijze’ is om van en naar de [vaart] te komen. Niet kan worden uitgesloten dat als er tussen de [vaart] en de percelen van [naam 1] c.s. dan wel [naam 3] geen, of weinig, andere boten aangemeerd liggen, het wel redelijkerwijs mogelijk moet worden geacht om hetzij ter hoogte van het eigen perceel te keren, hetzij rechtstreeks achteruit richting de [vaart] te gaan (of in voorkomend geval: juist bij het arriveren achteruit richting de eigen woning te varen zodat bij het volgende vertrek vooruit richting de [vaart] kan worden gevaren). De op [naam 4] c.s. rustende erfdienstbaarheid gaat bovendien niet verder dan de op de andere erven rustende erfdienstbaarheid. Op hem rust dus geen
bijzondereplicht om (steeds) mogelijk te maken dat anderen op zijn (water)perceel kunnen keren. Zo is ook [naam 4] c.s. gerechtigd om een strook te gebruiken als aanlegplaats, net als de overige bewoners. Maar zijn perceel mag dus wel (door de eigenaren en/of gebruikers van de heersende erven) gebruikt worden om op de minst storende wijze te varen van en naar de [vaart] .
4.9.
Ter zitting is namens [naam 4] c.s. nog gevraagd of de rechtbank een ‘spoorboekje’ kan geven ten aanzien van de vraag wat ‘de minst storende wijze’ kan worden beschouwd. De beantwoording van die vraag is echter dusdanig afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval dat de rechtbank zich niet in staat acht daar op voorhand uitputtend over te oordelen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen wel de volgende vuistregels worden gegeven. Als [naam 1] c.s. en/of [naam 3] redelijkerwijs ter hoogte van hun eigen perceel kunnen keren, dan is dat in beginsel een minder storende wijze dan doorvaren en keren bij [naam 4] c.s.. Van [naam 1] c.s. en [naam 3] kan daartoe echter niet worden verlangd dat zij aan andere bewoners vragen om hun boot te verplaatsen om dat keren mogelijk te maken. Ten aanzien van de mogelijkheid van achteruit varen, mag in beginsel van [naam 1] c.s. en [naam 3] worden verwacht dat zij achteruit de [vaart] kunnen bereiken (of bij thuiskomst hun woning kunnen bereiken) als tussen de [vaart] en hun perceel (ten minste) één oeverzijde vrij is van aangelegde boten en eventuele andere obstakels. In dat geval is de vaarweg in beginsel breed genoeg om veilig langs de eventueel aan de andere zijde aangelegde boten te manoeuvreren.
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de in conventie gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen, in die zin dat de erfdienstbaarheid van doorvaart mede inhoudt dat gekeerd mag worden op het perceel van [naam 4] c.s. als dat de minst storende wijze is, uitgaande van het belang van alle heersende erven. Deze uitkomst in conventie leidt ertoe dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu deze ervan uit gaat dat nooit op het perceel van [naam 4] c.s. gekeerd mag worden.
in conventie voorts
Vordering II: verwijderen en verwijderd houden van palen
4.11.
Deze vordering van [naam 1] c.s. en [naam 3] tot het verwijderen en verwijderd houden van palen ziet - zo bleek tijdens de plaatsopneming - op drie palen. Allereerst de twee palen die op foto 1 (zie hiervoor onder 2.4) zijn aangeduid. Deze twee palen staan, zo heeft de rechtbank geconstateerd, voorbij de plaats waar de vaart rechtsom de hoek gaat en deze palen bevinden zich daarmee buiten de strook die in de erfdienstbaarheid bedoeld is voor het aanleggen van een boot. Daarmee vormen de palen naar het oordeel van de rechtbank een onder de erfdienstbaarheid niet toegestane blokkade voor de doorvaarbaarheid van de vaart (inclusief het kunnen keren van de boten van [naam 1] c.s. en [naam 3] ).
4.12.
De derde paal is te zien op onderstaande foto 4 (een vergroting van een deel van foto 2). Deze paal staat achter de boot van [naam 3] :
derde paal
De derde paal staat binnen de strook die bedoeld is om een boot aan te leggen en bevindt zich ook binnen de grenzen van het perceel van [naam 4] c.s.. Daarmee is deze paal onder de erfdienstbaarheid toegestaan, nu hiermee de doorvaarbaarheid van het water niet zonder meer in gevaar komt.
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [naam 1] c.s. en [naam 3] toewijsbaar is met betrekking tot de twee palen en voor het overige zal worden afgewezen. De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen als hierna uitgewerkt in de beslissing.
Vorderingen III, IV en V: verbod tot het verhinderen van het keren van boten (III), met dwangsom (IV) en machtiging (V).
4.14.
Het door [naam 1] c.s. en [naam 3] gevorderde verbod is niet toewijsbaar, omdat het keren van boten niet onder alle omstandigheden is toegestaan en [naam 4] c.s. daarnaast gerechtigd is om een strook te gebruiken als aanlegplaats, net als alle andere bewoners. Het gevraagde verbod is derhalve te ruim geformuleerd. Bovendien zijn er geen feitelijke aanwijzingen dat [naam 4] c.s. niet zal handelen in overeenstemming met de toegewezen verklaring voor recht. Dit leidt ertoe dat de vorderingen III, IV en V zullen worden afgewezen.
Vordering VI: buitengerechtelijke kosten van € 925 met wettelijke rente.
4.15.
[naam 1] c.s. en [naam 3] vorderen een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
Uitvoerbaarheid bij voorraad?
4.16.
[naam 4] c.s. heeft verzocht een eventueel veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.17.
Omdat de veroordeling mede strekt tot betaling van een geldsom, moet tot uitgangspunt worden genomen dat [naam 1] c.s. en [naam 3] belang hebben bij de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. [naam 4] c.s. hebben niets aangevoerd waaruit kan volgen dat zijn belang zwaarder moet wegen. De te maken belangenafweging valt daarom in het voordeel uit van [naam 1] c.s. en [naam 3] .
Proceskosten
4.18.
[naam 4] c.s. is met betrekking tot het centrale geschilpunt, de uitleg van de erfdienstbaarheid, in het ongelijk gesteld. Daarom zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [naam 1] c.s. en [naam 3] worden als volgt begroot:
dagvaarding: € 130,57
griffierecht: € 1.301
salaris advocaat: € 2.428 (twee punten à € 1.214, volgens tarief II)
nakosten:
€ 139(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 3.998,57
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie voorts
vordering II: verbod tot belemmering doorvaart
4.19.
De rechtbank zal het door [naam 4] c.s. gevorderde verbod bij gebreke van voldoende belang afwijzen, omdat er onvoldoende feitelijke aanwijzingen zijn dat de doorvaart in het geding is. De enkele stelling van [naam 4] c.s. dat de doorvaart eenmaal is belemmerd geweest omdat [naam 1] c.s. een rubberbootje aan hun boot hadden vastgemaakt is daartoe onvoldoende.
Proceskosten
4.20.
[naam 4] c.s. zal als de het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. De rechtbank ziet in de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie aanleiding om het toe te kennen salaris te halveren. De proceskosten van de zijde van [naam 1] c.s. en [naam 3] worden begroot als volgt begroot:
salaris advocaat: € 1.214 (2 punten à € 1.214, volgens tarief II x ½)
nakosten:
€ 139
Totaal: € 1.353
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de gevestigde erfdienstbaarheid van doorvaart mede inhoudt dat gekeerd mag worden via het water dat onderdeel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [kadastraal nummer 3] , om zo in voorkomend geval op de minst storende wijze te kunnen komen en gaan van de percelen van [naam 1] c.s. en [naam 3] naar de [vaart] en vice versa;
5.2.
veroordeelt [naam 4] c.s. tot het verwijderen en het verwijderd houden van de door hem geplaatste twee palen (als bedoeld onder 4.11) in het water dat onderdeel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [kadastraal nummer 3] binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250 per dag, met een maximum van € 5.000;
5.3.
veroordeelt [naam 4] c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [naam 1] c.s. en [naam 3] begroot op € 3.998,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
veroordeelt [naam 4] c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [naam 1] c.s. en [naam 3] begroot op € 1.353 vermeerderd met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart de veroordeling onder 5.6. uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en reconventie
5.8.
veroordeelt [naam 4] c.s. tot betaling van € 92 plus de kosten van betekening als [naam 4] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, vermeerderd met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.8. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door (dhr.) mr. S.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024. [2]

Voetnoten

1.vgl. HR 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4410 (NBA/ [X] ), rov. 3.5.1 en HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:148.
2.type: 1554