ECLI:NL:HR:2007:AZ4410
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Uitleg van een kettingbeding in het kader van de koop van lidmaatschapsrecht met betrekking tot een appartement op een openbare veiling
In deze zaak gaat het om een geschil tussen NBA Management B.V. en Stichting Meerhuysen over de uitleg van een kettingbeding dat is opgenomen in de veilingvoorwaarden van een lidmaatschapsrecht met betrekking tot een appartement. NBA, de eiseres tot cassatie, heeft op 26 juni 2000 het lidmaatschapsrecht verworven op een openbare veiling, waarbij een kettingbeding was opgenomen dat de verhuur van de zolderruimte aan derden door Meerhuysen zou beperken. NBA vorderde een verklaring voor recht dat Meerhuysen de zolderruimte niet aan derden mocht verhuren, terwijl Meerhuysen zich op het standpunt stelde dat het kettingbeding haar het recht gaf om dit wel te doen.
De rechtbank te Amsterdam heeft in een tussenvonnis Meerhuysen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het gebruiksrecht van de zolderruimte. Bij eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van NBA toegewezen. Tegen dit vonnis heeft Meerhuysen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van NBA afgewezen. NBA heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat NBA geen behoorlijk onderzoek heeft gedaan naar de betekenis van het kettingbeding. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat NBA, als professionele belegger, zich terdege had moeten vergewissen van de rechten die aan het lidmaatschapsrecht verbonden waren, en dat zij niet enkel op de tekst van het kettingbeding had mogen afgaan zonder verder onderzoek te doen naar de feitelijke situatie en de rechten van derden.