ECLI:NL:RBDHA:2024:17623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Pakistaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Eiser moet aannemelijk maken dat Frankrijk niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar slaagt hier niet in. De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening niet bedoeld is als een route om op reguliere gronden verblijf bij familie te verkrijgen, en dat de overdracht aan Frankrijk niet in strijd is met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn relatie met zijn partner in Nederland is gevormd in het land van herkomst. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser mag worden overgedragen aan Frankrijk, zonder recht op vergoeding van proceskosten.