ECLI:NL:RBDHA:2024:17618
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering kindgebonden budget en beoordeling van de vermogensgrens
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van haar kindgebonden budget over het jaar 2022. Met het primaire besluit van 14 juli 2023 heeft de Dienst Toeslagen het recht van eiseres op kindgebonden budget definitief vastgesteld op nihil en een bedrag van € 3.029 van haar teruggevorderd. Het bestreden besluit van 1 september 2023 verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
Eiseres ontving voor het jaar 2022 een voorschot kindgebonden budget van € 3.025. Na een melding vanuit de Basisregistratie Inkomen (BRI) op 24 mei 2023, bleek dat eiseres over het jaar 2022 een rendementsgrondslag had van € 174.119, wat boven de vermogensgrens van € 120.020 ligt. Hierdoor heeft verweerder het kindgebonden budget herzien naar nihil en het voorschot teruggevorderd. Eiseres betwist de terugvordering en stelt dat het geld op haar rekening bestemd was voor de aankoop van een nieuwe woning na haar scheiding in 2021.
De rechtbank oordeelt dat de hoogte van het vermogen op de peildatum bepalend is voor het recht op kindgebonden budget. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot matiging van de terugvordering. De rechtbank concludeert dat de terugvordering terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.