AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing Woo-verzoek en vernietiging van het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Woo-verzoek door de minister van Veiligheid en Justitie. Eiser, die verdachte is in een strafrechtelijk onderzoek met de codenaam '[codenaam 4]', had om openbaarmaking van documenten verzocht die verband houden met zijn strafzaak, waaronder informatie over de versleutelde berichtendienst SkyECC. De minister heeft het verzoek afgewezen op basis van verschillende bijzondere openbaarmakingsregimes, waaronder het Wetboek van Strafvordering en de Wet politiegegevens. De rechtbank oordeelt dat de minister zijn beslissing niet zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de minister beter moet motiveren hoe hij heeft gezocht naar relevante documenten en welke weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank bepaalt ook dat de minister het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.
Voetnoten
1.De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is met ingang van 1 mei 2022 vervangen door de Wet open overheid (Woo). Deze nieuwe wet kent geen overgangsrecht, zie artikel 10.1, van de Woo. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus. De besluiten op bezwaar zijn genomen in 2023, dus na 1 mei 2022. Dat betekent dat in beide zaken de Woo van toepassing is.
2.Artikel 8.8 van de Woo in samenhang met de Bijlage bij de Woo.
3.Artikelen 30 en 34 Sv en artikel 365 Sv.
4.Verweerder heeft de weigeringsgronden uit artikel 5.1, tweede lid en onder c, uit artikel 5.1, eerste lid en onder b en uit artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo toegepast.
5.Als bedoeld in artikel 5.6 van de Woo.
6.Artikel 6:13 van de Awb.
7.Artikel 5.1, eerste lid en onder b, van de Woo, artikel 5.1, tweede lid en onder c, van de Woo en artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo.
8.In strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb.
9.In strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb.
11.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2004. 12.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.