Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 10 juli 2024 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
[de moeder] ,
Procedure
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 9 september 2024;
- het op 17 september 2024 ingekomen verweerschrift, met producties.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en mr. A.L. Weterings en R.B. Schmitt als tolk in de Duitse taal;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en M. Verhoof als tolk in de Thaise taal;
- de bijzondere curator via een videoverbinding;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Verzoek en verweer
- te bevelen dat de minderjarige onmiddellijk, doch vóór 1 augustus 2024 dient terug te keren naar zijn gewone verblijfplaats in Hongarije, althans dat de terugkeer zal plaatsvinden op een datum en wijze die de rechtbank juist acht, waarbij de moeder de minderjarige primair dient af te geven aan de vader, dan wel subsidiair op de te bepalen datum terug dient te brengen naar Hongarije, meer specifiek [plaats 1] , althans de plek waar hun gewone verblijfplaats is gelegen, dan wel indien de moeder dit nalaat, te bevelen dat de moeder de minderjarige op eerste verzoek dient af te geven aan de vader met een geldig reisdocument, zodat de vader de minderjarige alsnog zelfstandig kan teruggeleiden naar Hongarije;
- op grond van artikel 13, vierde lid, van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de jeugdwet te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige;
- te bepalen, voor zover rechtens verreist nu dit reeds voortvloeit uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de Uitvoeringswet, dat de minderjarige zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, althans met medewerking van het Openbaar Ministerie zal worden teruggeleid,
Feiten
- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2016 te [plaats 2] , Oostenrijk.
- Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , Oostenrijk.
- De vader is een echtscheidingsprocedure gestart in Hongarije.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- De vader heeft de Oostenrijkse nationaliteit, de moeder heeft de Thaise nationaliteit en [minderjarige] heeft de Oostenrijkse en de Thaise nationaliteit.
- De vader heeft zich op 18 april 2024 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. 24/0042.
Beoordeling
B./België). De rechtbank merkt daarover op dat de omstandigheden in die zaak niet te vergelijken zijn met deze zaak. In deze zaak woont [minderjarige] pas sinds februari 2024 in Nederland, heeft hij niet de Nederlandse nationaliteit en spreekt hij de Nederlandse taal niet/onvoldoende. De rechtbank ziet, anders dan de moeder, dan ook geen aanleiding om op grond van artikel 8 EVRM alsnog aan te nemen dat [minderjarige] wel zodanig geworteld is in Nederland, dat het verzoek tot teruggeleiding op die grond afgewezen moet worden.