ECLI:NL:RBDHA:2024:1721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Nigeriaanse vrouw en haar kind in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 februari 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse vrouw tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De vrouw had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de besluitvorming van de staatssecretaris onzorgvuldig is geweest. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernstige medische problematiek van de eiseres, die lijdt aan een hersentumor en op het punt staat om geopereerd te worden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de overdracht aan België geen onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de gezondheid van de eiseres. Daarnaast is er onvoldoende aandacht besteed aan het belang van het kind, dat momenteel in pleegzorg verblijft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37357

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
mede namens haar minderjarige kind,
[naam kind],
geboren op [geboortedatum kind],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer kind],
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 november 2023 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A.M. Veld als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat het besluit tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag niet in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het besluit

4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 17 augustus 2023 bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek op 29 augustus 2023 op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening aanvaard.
Feiten en omstandigheden
5. Eiseres heeft op 30 juni 2023 in Nederland een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
5.1.
Op [geboortedatum kind] is het zoontje van eiseres geboren.
5.2.
Eiseres is op 3 oktober 2023 gehoord. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij een tumor in haar hoofd heeft en het zicht van één oog kwijt is. Verder heeft zij aangegeven dat ze willen (de rechtbank leest hier: de arts of specialist) nadenken of eiseres geopereerd moet worden. Eiseres zal dan op een wachtlijst worden gezet [2] .
5.3.
De staatssecretaris heeft op 7 november 2023 een voornemen uitgebracht waaruit volgt dat de staatssecretaris van plan is om de asielaanvraag van eiseres en haar zoontje niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag.
5.4.
Op 21 november 2023 heeft de gemachtigde van eiseres de staatssecretaris verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de zienswijze voor de duur van minimaal twee weken, om de stukken inzake de medische problematiek van eiseres en haar zoontje te kunnen indienen. De zaak is overgedragen door een andere raadsman en de inhoud van het dossier is nog niet besproken met eiseres. Daarbij heeft de gemachtigde aangevoerd dat eiseres kampt met ernstige medische problematiek, nu zij een tumor in haar hoofd heeft, zij erg vergeetachtig is en onder intensieve begeleiding staat. Eiseres is niet zelfredzaam en zij is blind geworden aan één oog. De gemachtigde heeft aangegeven dat eiseres op korte termijn in het [ziekenhuis] zal worden geopereerd. Verder heeft de gemachtigde van eiseres er op gewezen dat het zoontje van eiseres te vroeg geboren is en dat eiseres dagelijkse begeleiding krijgt bij de zorg van haar zoontje omdat eiseres dat nu niet zelf kan.
5.5.
De staatssecretaris heeft het verzoek om uitstel voor het indienen van een zienswijze op 24 november 2023 afgewezen, omdat het verzoek “niet voldoet aan C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000”. In deze paragraaf staat vermeld dat geen uitstel wordt verleend vanwege wijziging van de gemachtigde.
5.6.
Bij besluit van 27 november 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag.
5.7.
Eiseres heeft op 28 november 2023 beroep ingesteld en heeft op 6 december 2023 de gronden van beroep ingediend en heeft daarbij de GZA patiëntdossiers van eiseres en haar zoontje overgelegd. Uit het patiëntdossier volgt onder andere dat eiseres plotseling het zicht aan een oog verloor, dat eiseres op 4 september 2023 een scan heeft gehad waarna door de neuroloog is vastgesteld dat eiseres een hersentumor bleek te hebben. Verder volgt uit het patiëntdossier d.d. 5 september 2023 dat er contact is geweest met het [ziekenhuis] en dat eiseres geopereerd moet worden aan het gezwel in haar hoofd. Verder volgt uit het patiëntdossier dat er verschillende hulpverleningsinstanties betrokken zijn bij het dossier van eiseres en haar zoontje.
5.8.
Op 18 januari 2024 heeft eiseres een brief van het [ziekenhuis] ontvangen dat zij op 25 januari 2024 wordt opgenomen omdat zij op 26 januari 2024 zal worden geopereerd [3] .
5.9.
Op 2 februari 2024 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om uitstel van de zitting, omdat er tijdens de operatie op 26 januari 2024 complicaties zijn ontstaan en eiseres op 27 januari 2024 met spoed opnieuw moest worden geopereerd. Eiseres verbleef op dat moment nog in het ziekenhuis. De gemachtigde geeft aan dat er nadere medische stukken worden opgevraagd.
5.10.
De staatssecretaris heeft op 7 februari 2024 laten weten zich tegen het aanhoudingsverzoek te verzetten, vanwege de naderende uiterlijke overdrachtstermijn op 29 februari 2024 en de nog te realiseren overdracht.
5.11.
Op 11 februari 2024 heeft de gemachtigde van eiseres een e-mailbericht d.d. 10 februari 2024 overgelegd van een neurochirurg met het bericht dat eiseres is opgenomen in het ziekenhuis en er binnenkort een nieuwe operatie plaats dient te vinden aan de tumor in het hoofd. Eiseres kan het ziekenhuis niet verlaten en de verwachting is dat er in de toekomst aanvullende behandeling nodig zal zijn in de vorm van nog een operatie teneinde de tumor vrijwel in het geheel te kunnen verwijderen.
5.12.
De gemachtigde van de staatssecretaris heeft op 12 februari 2024 per e-mail laten weten alsnog in te stemmen met het eerder ingediende aanhoudingsverzoek, gelet op de op 11 februari 2024 overgelegde informatie. De staatssecretaris ziet thans wel aanleiding om een BMA (Bureau Medisch Advies)-onderzoek op te starten.
Standpunten van eiseres
6. Eiseres stelt dat in het aanmeldgehoor niet is onderkend dat zij er medisch zeer slecht aan toe was en nog minder dan zes weken geleden was bevallen. Zij is daarnaast niet in haar moedertaal gehoord, maar in het Pidgin. Zij is gehoord in een taal die zij slechts beperkt beheerst en er is geen gebruik gemaakt van een registertolk. Eiseres wijst er verder op dat de Belgische autoriteiten niet bekend zijn met de geboorte van eiseres haar in Nederland geboren zoon. Toegang tot de procedure en het grondgebied is niet gegarandeerd.
6.1.
Voorts stelt eiseres dat in de beschikking geen acht is geslagen op de (medische) kwetsbaarheid van eiseres en haar zoontje. De staatssecretaris heeft ten onrechte geen extra tijd willen gunnen om de medische stukken te kunnen aanleveren en heeft het verzoek om uitstel van de zienswijze afgewezen. De staatssecretaris had de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres en haar zoontje bij het aanmeldgehoor moeten constateren en ook ambtshalve rekening moeten houden met bijzondere procedurele waarborgen bij kwetsbare asielzoekers. Eiseres wijst op de patiëntdossiers waaruit blijkt dat zij geopereerd zal moeten worden. Haar zoontje zal dan ondergebracht moeten worden bij de pleegzorg. Ook blijkt uit het patiëntendossier dat eiseres thans niet in staat is om zelfstandig te functioneren en voor haar kind te zorgen. Eiseres doet een beroep op het arrest C.K van het Hof van Justitie van de Europese Unie [4] . In België zal zij na overdracht de intensieve dagelijkse behandeling die zij nodig heeft niet hebben. De overdracht zou dan voor haar en haar zoon onomkeerbare gevolgen hebben voor hun gezondheidstoestand. De staatssecretaris is hier in de beschikking niet afdoende op ingegaan en heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom eisers desondanks zouden kunnen worden overgedragen. Voorts zijn de belangen van het zoontje onvoldoende in de beoordeling betrokken. Van overdracht van medische informatie van Nederland aan de Belgische autoriteiten is niet gebleken.
Standpunten van de staatssecretaris
7. De staatssecretaris stelt onder verwijzing naar WI 2021/3 dat er terecht geen aanleiding is gezien om eerder een advies van het BMA op te vragen, omdat eiseres eerder niet heeft onderbouwd dat zij onder actieve behandeling stond. Het enkel overleggen van het patiëntdossier, dan wel een toekomstige afspraak tot operatie is daartoe volgens de staatssecretaris onvoldoende. De staatssecretaris stelt dat naar aanleiding van het bericht van de neurochirurg d.d. 11 februari 2024 pas aanleiding bestond voor de staatssecretaris om een BMA-onderzoek op te starten. Pas uit deze verklaring volgt volgens de staatssecretaris dat er een mogelijke indicatie bestaat dat overdracht in het geval van eiseres zal leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM [5] . Omdat eiseres eerder niet heeft onderbouwd dat overdracht zou leiden tot een schending zoals volgt uit het arrest C.K., is het bestreden besluit rechtens juist. De staatssecretaris heeft ter zitting niet betwist dat het zoontje van eiseres een zorgnetwerk om zich heen en evenmin dat eiseres op dit moment onder behandeling is en in het ziekenhuis ligt. De staatssecretaris stelt gelet op het voorgaande dat is voldaan aan de vergewisplicht.
7.1.
Verder stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de belangen van het kind voldoende zijn meegewogen in het bestreden besluit. Ter zitting is in dit verband en desgevraagd toegelicht dat de belangen van het zoontje onlosmakelijk verbonden zijn met die van eiseres en als zij wordt overgedragen het zoontje ook zal worden overgedragen, nu het in zijn belang is om bij zijn moeder te verblijven. De staatssecretaris ziet geen aanleiding om het asielverzoek van eiseres aan zich te trekken, nu de staatssecretaris er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat eiseres in België dezelfde medische voorzieningen tot haar beschikking heeft en niet aannemelijk is gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land is om eiseres te behandelen. De staatssecretaris heeft ter zitting toegelicht dat er nog geen contact is geweest met de Belgische autoriteiten omtrent de komst dan wel de zorgverlening die eiseres en het zoontje ontvangen. De staatssecretaris heeft toegelicht dat de (medische) gegevens van eiseres en haar zoon – indien zij daartoe toestemming geeft – door DT&V worden verstrekt aan de Belgische autoriteiten. Dat gebeurt vlak voor de overdracht.
Oordeel van de rechtbank
Medische problematiek
8. Uit het arrest C.K. volgt dat, daar waar de vreemdeling een ernstige mentale of lichamelijke aandoening heeft en de Dublinoverdracht op zichzelf aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand van de vreemdeling, de staatssecretaris bij het nemen van het overdrachtsbesluit dient te beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen tijdens de overdracht. De staatssecretaris geeft invulling aan deze vergewisplicht door het BMA om advies te vragen. Dit kader is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitgewerkt in haar uitspraak van 3 november 2017 [6] ,
8.1.
In de werkinstructie 2021/3 staat in paragraaf 5 wanneer de staatssecretaris een BMA-onderzoek moet opstarten; als een vreemdeling tijdens de Dublinprocedure een impliciet of expliciet beroep doet op het arrest C.K. of op de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2017, omdat er bij hem sprake is van een ernstige mentale of lichamelijke aandoening en hij aantoont dat hij onder actieve medische behandeling staat van een behandelaar/specialist. Als uit objectieve medische gegevens blijkt dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand, zal de staatssecretaris dit risico door het BMA te laten onderzoeken.
8.2.
In casu is niet in geschil dat eiseres meermaals is geopereerd aan een tumor in het hoofd, dat zij op dit moment nog in het ziekenhuis ligt, nogmaals moet worden geopereerd en dat het zoontje van eiseres is opgenomen in de pleegzorg.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest en dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en gemotiveerd dat de (ernstige) medische problematiek van eiseres mogelijk leidt tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiseres. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de uiteenzetting van de feiten en omstandigheden in rechtsoverwegingen 5 t/m 5.12., vast dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor op 3 oktober 2023 reeds heeft verklaard dat zij een tumor in haar hoofd heeft, dat zij het zicht aan één oog kwijt is en dat zij waarschijnlijk zal moeten worden geopereerd. Vervolgens is in de zienswijze nogmaals gemotiveerd uiteengezet dat sprake is van ernstige medische problematiek, dat eiseres op korte termijn in het [ziekenhuis] zal worden geopereerd en is gewezen op de medische situatie van het zoontje en het feit dat sprake is van intensieve hulpverlening. De gemachtigde heeft verzocht om uitstel van het indienen van de zienswijze zodat medische stukken ter onderbouwing kunnen worden overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris dat verzoek enkel heeft afgewezen met de bewoordingen dat er geen uitstel wordt verleend vanwege wijziging van de gemachtigde. De staatssecretaris is hierbij voorbij gegaan aan het verzoek van eiseres om aanhouding in verband met het overleggen van medische documentatie. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat uit het bestreden besluit volgt dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft gezien om een medisch onderzoek op te laten starten, omdat van een situatie als bedoeld in het arrest C.K. niet was gebleken nu eiseres geen documenten ter onderbouwing daarvan had overgelegd. Hoewel eiseres vervolgens in beroep haar patiëntdossier en dat van haar zoontje heeft overgelegd en later nog een brief van het [ziekenhuis] waaruit volgt wanneer eiseres zal worden geopereerd, heeft de staatssecretaris daarin geen aanleiding gezien tot het doen van nader onderzoek omdat – zo is ter zitting toegelicht – eiseres niet had onderbouwd dat er mogelijk sprake was van een situatie als bedoeld in het arrest C.K. De rechtbank stelt voorts vast dat de staatssecretaris ter zitting heeft aangegeven dat de situatie van eiseres, zoals die naar voren komt uit de brief van 11 februari 2024, maakt dat eiseres niet kan worden overgedragen voordat eerst een BMA-onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat er op dit moment geen uitkomst is vaneen dergelijk onderzoek en is van oordeel dat het bestreden besluit waarin staat dat eiseres aan België overgedragen wordt, reeds daarom geen stand kan houden. Naar het oordeel van de rechtbank was in het geval van eiseres zowel in de periode voorafgaande aan het bestreden besluit als ook in de periode na het bestreden besluit, al sprake was van relevante medische informatie waarin de staatssecretaris reeds aanleiding had moeten zien om nader onderzoek te doen, zoals bijvoorbeeld de aanvraag van een BMA-advies. De rechtbank is van oordeel dat, nu dit onderzoek in het geval van eiseres ten onrechte niet is gebeurd, de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de vergewisplicht en het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Belang van het kind
9. In artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening staat dat de lidstaten het belang van het kind voorop moeten stellen bij alle procedures op grond van de Dublinverordening. Volgens vaste rechtspraak verplicht artikel 6, eerste lid, van de Dublinverordening verweerder niet een asielverzoek zelf te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Dat neemt niet weg dat de staatssecretaris volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 de behandeling van een asielverzoek aan zich trekt, in ieder geval als bijzondere, individuele omstandigheden de overdracht onevenredig hard maken. In dat kader kan het belang van een betrokken kind relevant zijn en moet de rechter toetsen of de staatssecretaris zich bij zijn belangenafweging voldoende rekenschap heeft gegeven van de gestelde belangen van het kind, voor zover aangevoerd. [7]
9.1.
Uit de patiëntdossiers van eiseres en haar zoontje komt een zorgelijk beeld ten aanzien van de zorg voor het kind naar voren. Op dit moment valt het kind onder pleegzorg omdat eiseres vanwege de operaties aan haar hoofd nog voor onbepaalde tijd in het ziekenhuis ligt. De staatssecretaris heeft dat niet betwist. Verder volgt uit de patiëntdossiers dat een lijst van hulpverleningsinstellingen bij de zorg aan moeder en kind betrokken is. De staatssecretaris heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat het belang van het kind bij de beoordeling is betrokken, nu in het bestreden besluit is overwogen dat uit artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening volgt dat kinderen die na aankomst van de verzoeker op het grondgebied van de lidstaten zijn geboren, dezelfde behandeling krijgen zonder een nieuwe procedure voor hun overname behoeft te worden ingeleid. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat gelet op het claimakkoord mag worden aangenomen dat het zoontje eveneens toegang krijgt tot het grondgebied van België en tot de Belgische asielprocedure en dat het in zijn belang is bij zijn moeder te verblijven.
9.2.
De staatssecretaris is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd ingegaan op het belang van het kind en op het betoog van eiseres dat het risico op de onomkeerbare gevolgen bestaat indien de huidige ondersteuning met betrekking tot de zorg voor haar kind wegvalt. De enkele stelling dat in het geval van België uitgegaan kan worden van interstatelijk vertrouwensbeginsel, is gelet op de specifieke situatie van eiseres en het kind, daartoe in dit geval onvoldoende. Ter zitting is de staatssecretaris in zijn motivering geheel voorbij gegaan aan het gegeven dat eiseres in het ziekenhuis ligt en dat het kind op dit moment in een instelling voor pleegzorg valt en dat er veel hulpverlening bij moeder en de verzorging van het kind betrokken is. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kenbaar gemotiveerd waarom dit geen bijzondere omstandigheden zijn die overdracht aan België onevenredig hard maken. Het besluit geeft er onvoldoende blijk van dat de staatssecretaris het belang van het kind voorop heeft gesteld [8] .
10. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak thans aan te houden om de staatssecretaris alsnog in de gelegenheid te stellen een BMA-onderzoek te laten uitvoeren en de uitkomst daarvan af te wachten. De overige beroepsgronden behoeven verder geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
12. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 27 november 2023;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie p. 3 aanmeldgehoor Dublin.
3.Dossierstuk 41.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, C-578/16, ECLI:EU:C:2017:12.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
7.Zie de Afdelingsuitspraken van 19 oktober 2016 ECLI:NL:RVS:2016:2727 en 13 juni 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1671.
8.Zie bijvoorbeeld ECLI:RVS:2020:3043 en ECLI:NL:RVS:2020:3044.