Uitspraak
Bestuursrecht
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser grotendeels herhalingen zijn van eerder ingediende zienswijzen. Eiser stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Frankrijk nog steeds als veilig kan worden beschouwd en dat er geen toepassing is gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser verwijst naar eerdere asielaanvragen in Frankrijk en de problemen die hij daar heeft ervaren, waaronder gebrek aan toegang tot opvang en medische zorg.
De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de zienswijze van eiser en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de minister de relevante bronnen heeft betrokken en dat de argumenten van eiser niet overtuigend zijn. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.