ECLI:NL:RBDHA:2024:16965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.11011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische eiser met vrees voor vervolging vanwege politieke overtuiging en dienstplicht

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van een Russische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het beroep wegens niet tijdig beslissen. Eiser, geboren in 1995, heeft op 17 oktober 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De rechtbank behandelt de vrees van eiser voor vervolging in Rusland vanwege zijn politieke overtuiging en de dienstplicht. Eiser heeft zich op social media geuit tegen de oorlog in Oekraïne en vreest dat hij bij terugkeer in Rusland zal worden vervolgd vanwege zijn uitingen. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiser door de verweerder als ongegrond is afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten staat. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk risico loopt op vervolging. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, rekening houdend met de individuele feiten en omstandigheden van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11011

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het beroep wegens niet tijdig beslissen dat door eiser is ingesteld.
1.1
Op 17 oktober 2022 heeft eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend in Nederland.
1.2
Eiser heeft verweerder op 1 februari 2024 een ingebrekestelling verstuurd, ontvangen door verweerder op 3 februari 2024.
1.3
Op 13 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
1.4
Met het bestreden besluit van 5 april 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.5
Eiser heeft nadere beroepsgronden aangevoerd tegen het bestreden besluit.
1.6
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N. Epstein als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1995 en heeft de Russische nationaliteit. Eiser is in september 2022 Rusland uitgereisd en via Georgië naar Nederland gevlogen. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij zich vanwege zijn politieke overtuiging meermaals op social media geuit heeft tegen de oorlog in Oekraïne en voor Navalny. Eiser vreest dat hij door deze politiek getinte berichten in de gaten wordt gehouden door de autoriteiten. Eiser vreest ook dat hij, ondanks zijn huidige leeftijd en het feit dat hij eerder afgekeurd is voor de dienstplicht, bij terugkeer naar Rusland vanwege de mobilisatie alsnog gedwongen gaat worden om in het Russische leger te dienen en ingezet gaat worden in het gewapend conflict met Oekraïne.
Wat heeft verweerder besloten?
3. De asielaanvraag van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Politieke overtuiging;
Dienstplichtigheid in Rusland.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser is geloofwaardig geacht.
3.2
Ook de gestelde politieke overtuiging van eiser, tegen de oorlog in Oekraïne en voor Navalny, is geloofwaardig geacht.
3.3
Verweerder acht het ongeloofwaardig dat eiser dienstplichtig is in Rusland. Hoewel eiser 27 jaar was toen hij Rusland verliet en toen nog tot de formeel dienstplichtige leeftijd behoorde, is eiser momenteel 28 jaar en niet meer dienstplichtig volgens verweerder. Dat de dienstplicht verhoogd is naar dertig jaar maakt in het geval ven eiser niet uit, omdat uit een officiële verklaring van de Russische onderminister van Defensie blijkt dat personen die in 2023 de maximale leeftijd van 27 jaar hebben bereikt, zoals eiser, enkel als reservist worden geregistreerd en niet worden ingezet voor de militaire dienst. Ook is tegengeworpen dat eiser verklaard heeft dat hij vanwege zijn medische problematiek vrijgesteld is van de militaire dienstplicht. Dat eiser in de zienswijze verklaard heeft dat het geen vrijstelling, maar uitstel betreft is niet onderbouwd. Verder is door verweerder tegengeworpen dat eiser zijn militaire boekje niet heeft overgelegd, terwijl hij ook verklaard heeft dat hij hier wel van in bezit was. Tot slot is tegengeworpen dat eiser ook geen oproep heeft gekregen bij de gedeeltelijke mobilisatie op 21 september 2022 en dat uit het EUAA rapport van 3 oktober 2023 blijkt dat er geen opvolgende mobilisatiegolf te verwachten is.
3.4
Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege de geloofwaardige elementen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag bij terugkeer naar Rusland. Redengevend daarvoor is dat niet gebleken is dat eiser vanwege zijn politieke overtuiging in de negatieve belangstelling van de autoriteiten heeft gestaan of zal gaan staan.
3.5
Verweerder heeft daarbij tegengeworpen dat eiser slechts een klein bereik heeft op sociale media, nu hij maar enkele politieke getinte berichten heeft gepost en verklaard heeft dat hij op Instagram slechts elf volgers heeft en op het platform [platform] vijftig vrienden en honderdtachtig volgers. De post van eiser over Navalny heeft maar één like gekregen en is slechts dertig keer bekeken. Vanwege de lage frequentie van het plaatsen van berichten en het kleine aantal volgers op social media acht verweerder niet aannemelijk dat eiser in de (negatieve) belangstelling van de Russische autoriteiten staat.
3.6
Ook tegengeworpen is dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging, toen hij nog in Rusland woonde. Dat eiser de indruk kreeg dat de politie een aparte belangstelling voor hem had, omdat hij één keer aangehouden werd vanwege het niet dragen van een mondkapje en daarvoor als enige beboet werd en ook één keer staande is gehouden door gewapende politie, maakt nog niet dat daarmee aannemelijk is dat eiser vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Ook het willen deelnemen aan een demonstratie ter ondersteuning van Navalny in Moskou, maar daarvan afzien vanwege de gevolgen, en het delen van zijn politieke standpunten met zijn vader en op zijn werk, maakt volgens verweerder nog niet dat eiser daarmee aannemelijk gemaakt heeft dat hij in negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten staat. Daarnaast heeft verweerder betrokken dat eiser Rusland legaal is uitgereisd en dat hij, afgezien van het moeten betalen van steekpenningen, geen problemen heeft ondervonden aan de grens.
3.7
Ook heeft verweerder tegengeworpen dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat eiser bij terugkeer naar Rusland problemen zal krijgen vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten. Zo heeft eiser een klein bereik op social media en is de frequentie en de aard van zijn berichtgeving niet anders geworden na zijn komst naar Nederland. Niet aannemelijk is daarom dat eiser tijdens zijn verblijf in Nederland in de (negatieve) belangstelling van de autoriteiten is komen te staan, dan wel dat zijn online activiteiten sindsdien worden gemonitord of gecensureerd door de autoriteiten, dan wel dat eiser het risico loopt op sancties vanwege ongewenste uitingen op het internet. Ook de deelname aan een demonstratie van Oekraïners in Nederland maakt niet dat aannemelijk is dat voor eiser negatieve belangstelling bestaat, nu eiser geen significante rol had in de demonstratie en slechts aanwezig was om morele steun te betonen en souvenirs te kopen. Tot slot heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland ondervraagd zal worden over zijn politieke activiteiten, nu eiser legaal is uitgereisd en niet gebleken is van negatieve belangstelling voor eiser. Daarbij valt volgens verweerder ook niet in te zien dat eiser zich bij een voorkomende ondervraging lastig kan inhouden en opeens wel zijn politieke overtuiging gaat uiten, nu eiser verklaard heeft dat hij eerder in Rusland bang was om zich politiek te uiten op social media en deel te nemen aan een demonstratie in Moskou.
3.8
Alles in samenhang gezien heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in Vluchtelingenverdrag heeft te koesteren. Ook van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM is niet gebleken.
3.9
Verweerder heeft hierom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond en tegelijk een terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Rusland en met een vertrektermijn van vier weken opgelegd aan eiser.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Ten aanzien van de dienstplichtigheid voert eiser aan dat het presidentiële mobilisatiedecreet nooit is ingetrokken en dat uit het algemeen ambtsbericht over de Russische Federatie van 2023 blijkt dat ook na 28 oktober 2022 verborgen mobilisatie plaatsvindt, door o.a. het inzetten van reservisten aan het front en het oproepen van reservisten met een vrijstellingsgrond vanwege gezondheidsklachten. Hoewel weinig bekend is over problemen van terugkerende migranten met de Russische autoriteiten, heeft de politieke retoriek zich gekeerd tegen Russen die het land vanwege de mobilisatie zijn ontvlucht. In dit kader verwijst eiser naar een uitspraak [1] van deze rechtbank. Ook valt niet in te zien waarom verweerder meent dat eiser zijn vrijstelling nog kan behouden. Nu eiser niet meer lijdt aan ondergewicht, niet meer onder medische behandeling staat en het hier gaat om een tijdelijke vrijstelling, ligt het juist voor de hand dat eiser zal worden herkeurd en opnieuw zal worden opgeroepen voor de dienstplicht. In dit kader wordt verwezen naar een publicatie [2] van EUAA van december 2022 over de dienstplicht in Rusland.
4.2
Ten aanzien van de politieke activiteiten heeft eiser in beroep naar een Youtube-video van TV Rain verwezen, over een demonstratie van Oekraïners in Nederland waarbij eiser aanwezig was en op welke video hij ook zichtbaar is. Nu dit een openbaar beschikbare video is, kan deze ook door de Russische autoriteiten bekeken worden en daarop kan eiser ook als individu herkend en geïdentificeerd worden. Eiser uit zijn politieke overtuiging door deel te nemen aan demonstraties en social media posts te liken. Eiser zal bij mogelijke ondervraging door de Russische autoriteiten bij terugkeer zijn standpunt weliswaar ‘niet van de daken schreeuwen, maar hij zal zijn standpunten desgevraagd ook niet verloochenen. Eiser is bereid om te zwijgen, maar niet bereid om te liegen. Daarbij wijst eiser erop dat de Russische autoriteiten in staat zijn om de identiteit van eiser te achterhalen via zijn social media accounts, nu bekend is dat de grenspolitie mobiele telefoons en andere devices onderzoekt op accounts en posts uit het verleden. Ook het feit dat eiser langere tijd in het Westen verbleven heeft is al een reden voor nadere ondervraging en negatieve belangstelling voor eiser. Ook heeft verweerder miskend dat er sprake is van spionage bij anti-Russische demonstraties in het Westen en verwijst hierbij naar een nieuwsartikel van voanews.com. Tot slot wordt aangevoerd dat verweerder de vrees voor vervolging vanwege politieke overtuiging niet conform het beleid in IB 2023/77 en IB 2024/10 getoetst heeft en in zijn conclusies ook doelt op een terughoudende opstelling van eiser ten aanzien van zijn politieke overtuiging bij een mogelijk ondervraging bij terugkeer, hetgeen in strijd is met vaste jurisprudentie [3] van het Hof van Justitie.
4.3
In beroep wordt aanvullend nog aangevoerd dat bij eiser inmiddels sarcoïdose is gediagnosticeerd, nadat er eerst een vermoeden was van TBC. Er staat nu een opname in het ziekenhuis gepland, zodat een behandelplan kan worden opgesteld en eiser geeft aan dat zijn gezondheidstoestand slecht is. Eiser verzoekt verweerder daarom aanvullend om BMA-advies in te winnen, als hij gedwongen dient terug te keren naar Rusland.
Wat is het oordeel van de rechtbank over het beroep niet tijdig beslissen?
5. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [4]
5.1
Niet in geschil is dat de verlengde beslistermijn van vijftien maanden, zoals blijkt uit de brief van verweerder van 29 november 2023, op 15 januari 2024 is verstreken en dat eiser verweerder bij brief met dagtekening 1 februari 2024, ontvangen door verweerder op 3 februari 2024, heeft medegedeeld dat verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser op 13 maart 2024 beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld.
5.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit van 5 april 2024 alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist. Volgens vaste rechtspraak betekent dit dat eiser momenteel geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. [5] De rechtbank verklaart het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen daarom niet-ontvankelijk.
5.3
Aangezien de wettelijke beslistermijn is overschreden en verweerder pas na overschrijding van deze termijn een besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van €875,- per punt, wegingsfactor 0,5). [6] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
Wat is het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden gericht tegen de afwijzing van eiser zijn asielaanvraag?
6. Op de zitting is door de gemachtigde van verweerder aangegeven dat aan eiser voorlopig uitstel van vertrek zal worden verleend in afwachting van de ambtshalve beoordeling voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Hiertoe is na de zitting ook het bestreden besluit gewijzigd, gedateerd op 23 augustus 2024, en aan het procesdossier toegevoegd. Uit het gewijzigde besluit blijkt dat het voorlopig uitstel van vertrek in ieder geval verleend is tot 23 februari 2025. Dit onderdeel van de besluitvorming is tussen partijen niet in geschil.
6.1
In beroep twisten partijen over het antwoord op de vraag of voldoende aannemelijk is geworden dat eiser bij terugkeer naar Rusland problemen zal ondervinden vanwege zijn gestelde dienstplichtigheid dan wel vanwege zijn politieke overtuiging.
Militaire dienstplicht
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland aan de militaire dienstplicht zal worden onderworpen.
7.1
Verweerder heeft in die conclusie ten eerste mogen betrekken dat eiser nooit eerder in het Russische leger heeft gediend en ook bij de (gedeeltelijke) mobilisatie op 21 september 2022 geen oproep heeft ontvangen.
7.2
Verweerder mocht in die conclusie ook betrekken dat eiser zelf verklaard heeft dat hij tot 2018 vrijgesteld was van de dienstplicht vanwege studie en dat hij na herkeuring opnieuw vrijgesteld is of uitstel heeft gekregen vanwege medische klachten.
7.3
Hoewel eiser op het moment van zijn vlucht uit Rusland nog 27 jaar en daarmee van dienstplichtige leeftijd was, mocht verweerder betekenis toekennen aan het gegeven dat eiser in 2023 de leeftijd van 27 jaar reeds had bereikt en daarmee tot de leeftijdsgroep behoort die in beginsel enkel zal worden geregistreerd als reservist en in 2024 niet wordt ingezet in de militaire dienst, ondanks de wettelijke verhoging van de maximaal dienstplichtige leeftijd naar 30 jaar. Verweerder mocht in dit kader wijzen op de officiële verklaring van de Russische onderminister van Defensie, zoals gecommuniceerd door het officiële Russische persbureau Interfax. Verweerder heeft verder mogen betrekken dat eiser in de gehoren heeft verklaard dat hij is vrijgesteld van de dienstplicht vanwege medische redenen, terwijl eiser in beroep vervolgens heeft gesteld dat hij slechts uitstel van de dienstplicht heeft verkregen. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat eiser geen militair boekje of andere stukken heeft overgelegd die zijn verklaringen op dit punt onderbouwen. Dit terwijl eiser ook verklaard heeft dat hij bij uitreis uit Rusland wel in bezit was van zijn militair boekje. Verder heeft eiser ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat hij – al dan niet als geregistreerd reservist – is of zal worden opgeroepen voor dienstplicht of inzet in het Russische leger. De enkele verwijzing naar het ambtsbericht dat de Russische autoriteiten tijdens de mobilisatie in 2022 een voormalig militair met gezondheidsklachten alsnog hebben opgeroepen maakt dit oordeel niet anders. Hierdoor kan niet geconcludeerd worden dat in zijn algemeenheid gevreesd dient te worden voor rekrutering van dienstplichtigen met medische problemen. Daarbij volgt uit het EUAA-rapport dat de Russische autoriteiten na de mobilisatiegolf van november 2022 niet opnieuw mannen die om gezondheidsredenen waren vrijgesteld van militaire dienst nog hebben opgeroepen. De beroepsgronden slagen niet.
Politieke overtuiging
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd heeft dat eiser zijn gegronde vrees voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging niet aannemelijk heeft gemaakt.
8.1
Niet in geschil is dat eiser een politieke overtuiging heeft en dat hij zich vanuit deze politieke overtuiging op de social media kanalen Instagram en [platform] heeft uitgesproken tegen het gewapende conflict in Oekraïne en zich pro-Navalny heeft opgesteld. Ook is niet in geschil dat ten minste een deel van deze uitingen openbaar is en dat deze uitingen zijn te herleiden naar de persoon van eiser.
8.2
Verweerder heeft bovenstaande erkend, maar geconcludeerd dat daarmee niet aannemelijk is gemaakt dat eiser te vrezen heeft voor vervolging bij terugkeer naar Rusland. Tegengeworpen is – kort gezegd – dat eiser zijn bereik aan volgers te klein is en dat de frequentie van de berichtgeving te laag is, om te kunnen spreken van negatieve belangstelling voor eiser zijn uitingen. Ook tegengeworpen aan eiser is dat niet gebleken is dat eiser bij terugkeer naar Rusland ondervraagd zal worden en dat bij voorkomende ondervraging niet verwacht wordt dat eiser zich zal uiten over zijn politieke motieven.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze conclusies zijn eigen beleid en de gezaghebbende jurisprudentie en openbare bronnen van landeninformatie, zoals het algemeen ambtsbericht, miskend heeft. Ten eerste heeft verweerder zich niet gemotiveerd uitgelaten over de vraag hoe potentiële actoren van vervolging in Rusland tegen deze opvattingen, gedachten of mening aankijken en welke consequenties daaraan kunnen worden verbonden bij mogelijke ontdekking.
8.4
Ook heeft verweerder miskend dat uit het algemeen ambtsbericht volgt dat monitoring van social media accounts in Rusland plaatsvindt en dat niet alleen negatieve belangstelling bestaat voor “high profile activisten” en kopstukken van politieke en sociale organisaties, maar ook voor gewone, individuele burgers die zich kritisch uiten richting de Russische autoriteiten. Uit het algemeen ambtsbericht [7] volgt daarnaast ook dat er sprake is van willekeurige patroon van vervolging of negatieve consequenties voor kritische uitingen op sociale media, die bovendien niet gebonden is aan bepaalde gebieden in de Russische Federatie. Gelet op die omstandigheden dient verweerder deugdelijk te motiveren waarom die willekeurigheid niet zal leiden tot gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade voor eiser. Dat heeft verweerder onvoldoende gedaan. De rechtbank licht dit hierna toe.
8.5
Verweerder heeft in het bestreden besluit ten aanzien van de willekeurigheid tegengeworpen dat, ook als daarvan sprake is, nog steeds niet aannemelijk is geworden dat eiser bij terugkeer problemen zal ondervinden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat eiser een beperkt bereik heeft op social media en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn uitingen in de negatieve aandacht is komen te staan. Nu uit het ambtsbericht juist volgt dat niet alleen high profile activisten, maar ook individuele kritische burgers gemonitord kunnen worden, volstaat deze stelling van verweerder zonder nadere toelichting niet. Daar komt bij dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd hoe de geloofwaardig geachte politieke overtuiging van eiser en de kennelijke uitingen daarvan zich verhouden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, waaruit volgt dat geen terughoudendheid verwacht mag worden bij het uiten van een politieke overtuiging. De stelling van verweerder dat niet verwacht wordt dat eiser zich desgevraagd politiek zal gaan uiten bij ondervraging, omdat hij zelf heeft verklaard voor de gevolgen te vrezen, miskent deze rechtsregel van de jurisprudentie van het Hof. Het gaat er om dat de gestelde vrees voor vervolging voldoende objectiveerbaar is, en niet of eiser subjectief geneigd is om het risico daartoe op te zoeken, zeker nu eerdere uitingen in het land van herkomst aannemelijk zijn geacht. Bovendien heeft eiser verklaard zijn mening weliswaar niet van de daken te zullen schreeuwen, maar ook niet bereid is te liegen. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, mag ook niet van eiser worden verlangd dat hij voor terugkeer naar Rusland zijn apps zal wissen als hij vreest dat de inhoud hiervan tot problemen zal leiden.
8.6
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn conclusies over de aannemelijkheid van gegronde vrees voor vervolging onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en de bestreden besluitvorming komt daarmee voor vernietiging in aanmerking.

Conclusies en gevolgen

9. Het beroep van eiser gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu inmiddels beslist is op de asielaanvraag. Omdat eiser destijds terecht en niet prematuur beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld, wordt verweerder voor dit onderdeel van het beroep tot € 437,50 in de proceskosten veroordeeld.
10. Het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag is gegrond. De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen. Bij een nieuw te nemen besluit zal verweerder alle op dat moment bekende individuele feiten en omstandigheden van eiser zijn situatie moeten betrekken, als ook rekening houden met zijn eigen beleid, de landeninformatie over Rusland en de gezaghebbende jurisprudentie.
11. Er bestaat aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen voor het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Dit bedrag aan proceskosten wordt vanwege de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt, wegingsfactor 1). Opgeteld met de proceskosten voor het beroep niet tijdig beslissen wordt verweerder tot een totaalbedrag van € 2.187,50 in de proceskosten veroordeeld. Omdat eiser op toevoeging is bijgestaan, dient verweerder dit bedrag aan de gemachtigde van eiser te betalen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep, voor zover dat ziet op het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiser, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat ziet op het bestreden besluit, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om - met inachtneming van deze uitspraak - opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen
.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 1 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19444.
2.Zie deze link:
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 september 2012, zaaknummers C-71/11 en C-99/11, ECLI:EU:C:2012:518.
4.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3348.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024.
7.Algemeen Ambtsbericht Russische Federatie 2023, p. 77.