ECLI:NL:RBDHA:2023:19444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.8783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische vreemdeling met vrees voor mobilisatie voor oorlog in Oekraïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Russische vreemdeling die vreesde voor mobilisatie voor de oorlog in Oekraïne. De eiser had op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de eiser geen reëel risico liep om bij terugkeer naar Rusland gemobiliseerd te worden. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris zich voornamelijk had gebaseerd op uitlatingen van de Russische minister van Defensie, zonder rekening te houden met de onzekere situatie rondom de mobilisatie in Rusland. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht genomen moest worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 1.674,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.8783

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Sağlik).

ProcesverloopBij besluit van 20 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam 1] tolk in de Russische taal, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Achtergrond
1. Op grond van het algemene asielbeleid kunnen dienstweigeraars of deserteurs onder bepaalde voorwaarden worden aangemerkt als een vluchteling in de zin het Vluchtelingenverdrag. [1] Na aanvang van de militaire invasie van Oekraïne door Rusland bestond er een gebrek aan actuele, eenduidige en betrouwbare informatie over de vraag in hoeverre dienstplichtigen in Rusland (gedwongen) worden ingezet in de oorlog in Oekraïne, waardoor onduidelijk was of dienstweigeraars en deserteurs uit Rusland aan deze voorwaarden zouden voldoen. Verweerder heeft daarom in afwachting van een nieuw ambtsbericht over de situatie in Rusland op 12 juli 2022 een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden, geldend vanaf 21 juli 2022, afgekondigd voor alle Russische mannen in de leeftijd tussen 18 en 27 jaar, die vrezen hun militaire dienst te moeten vervullen of die reeds invulling gaven aan de dienstplicht en dit niet langer willen doen. [2]
1.1.
Verweerder heeft het besluit- en vertrekmoratorium op 16 december 2022 met zes maanden verlengd tot 29 juni 2023. [3] Verweerder heeft in een Kamerbrief van 13 december 2022 [4] uitgelegd dat hiervoor is gekozen omdat er nog steeds te weinig betrouwbare informatie beschikbaar was over de vraag in hoeverre Russische dienstplichtigen werden ingezet in de oorlog in Oekraïne. Verweerder heeft in dezelfde Kamerbrief aangegeven dat er geen aanleiding bestond het besluit- en vertrekmoratorium uit te breiden tot personen die stellen te vrezen voor de op 21 september 2022 door de Russische autoriteiten afgekondigde mobilisatie. De Russische minister van Defensie heeft namelijk aangekondigd dat de mobilisatie inmiddels is afgerond en heeft de militaire eenheden opgedragen om de mobilisatiewerkzaamheden per 31 oktober 2022 stil te leggen. Volgens verweerder was er daarom voldoende informatie beschikbaar om te beslissen in individuele zaken van personen die stellen te vrezen voor mobilisatie en die niet onder het huidige besluit- en vertrekmoratorium vallen en was er daarom geen aanleiding dit besluit- en vertrekmoratorium uit te breiden tot personen die stellen te vrezen voor mobilisatie.
1.2.
Verweerder heeft op 8 juni 2023 [5] opnieuw een brief naar de Tweede Kamer gestuurd naar aanleiding van het verschijnen van het algemeen ambtsbericht over Rusland op 31 maart 2023 (het algemeen ambtsbericht). Volgens verweerder is uit het algemeen ambtsbericht gebleken dat dienstplichtigen in de beginfase van de oorlog in Oekraïne zijn ingezet, maar dat zij sindsdien enkel in Rusland of in de grensregio’s van Oekraïne worden ingezet. Deze informatie is toereikend voor verweerder om te kunnen beslissen op verzoeken voor internationale bescherming waarin de dienstplicht als asielmotief naar voren wordt gebracht. Het besluit- en vertrekmoratorium is daarom niet verlengd en op 29 juni 2023 van rechtswege vervallen. Verweerder maakt na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium steeds een individuele beoordeling van het risico dat een vreemdeling deel zal nemen aan gevechtshandelingen in de oorlog in Oekraïne. In dezelfde Kamerbrief geeft verweerder opnieuw aan dat de gedeeltelijke mobilisatie die in september 2022 is aangekondigd, eind oktober 2022 door de Russische autoriteiten afgerond is verklaard. De beschikbare informatie is volgens verweerder toereikend om op verzoeken voor internationale bescherming die verband houden met de (vrees voor) mobilisatie te kunnen beslissen. Het risico dat de vreemdeling gemobiliseerd zal worden, zal hierbij steeds individueel worden beoordeeld.
De procedure van eiser
2. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998. Hij heeft op 1 november 2022 een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2.1.
Eiser heeft – samenvattend – het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. In Rusland worden burgers gemobiliseerd voor de oorlog tegen Oekraïne. Eiser is pacifist en wil daarom niet meedoen aan de oorlog. Ook heeft eiser familie in Oekraïne waartegen hij niet wil vechten. Om te voorkomen dat eiser tegen zijn wil in moet vechten in de oorlog, is eiser via Kazachstan naar Nederland gevlucht. Eiser heeft verklaard dat hij op zestienjarige leeftijd op medische gronden een vrijstelling heeft gekregen van de dienstplicht en daardoor nooit voor de militaire dienstplicht is opgeroepen. De vrijstellingscategorie waar eiser toe behoort was aanvankelijk ook vrijgesteld van de mobilisatie. In december 2022 is de wetgeving echter aangepast en kan iedereen die tot deze vrijstellingscategorie behoort, worden opgeroepen voor de mobilisatie. Bij terugkeer vreest eiser gedwongen te worden om mee te doen aan de oorlog en bij weigering een boete of gevangenisstraf te krijgen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Eiser is oproepbaar voor de mobilisatie.
Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht. Hij heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond, omdat de geloofwaardig geachte elementen niet te herleiden zijn tot één van de beschermingsgronden van het Vluchtelingenverdrag [6] . In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij nooit in militaire dienst heeft gezeten. Daarnaast blijkt uit het door eiser overgelegde militair boekje dat hij om medische redenen is vrijgesteld van de militaire dienstplicht. Dat maakt dat het beleid van verweerder over vervolging wegens dienstweigering of desertie niet op hem van toepassing is en dat eiser niet onder het (toen nog geldende) besluit- en vertrekmoratorium voor dienstplichtigen valt. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiser bij terugkeer naar Rusland geen reëel risico op ernstige schade loopt. Hoewel het geloofwaardig is dat eiser oproepbaar is voor de mobilisatie, wordt eisers vrees om daadwerkelijk opgeroepen te worden niet aannemelijk geacht. De Russische minister van Defensie Sjojgoe heeft op 28 oktober 2022 namelijk aangekondigd dat de mobilisatie is afgerond en heeft opgedragen de mobilisatiewerkzaamheden per 31 oktober 2022 stop te zetten. Dat er ondanks deze mobilisatiestop incidentele gevallen bekend zijn van Russen die toch opgeroepen zijn en dat de mobilisatie nog niet formeel bij wijze van presidentieel decreet is beëindigd, doet er niet aan af dat de mobilisatie op dit moment is afgerond. Ook de mogelijkheid dat in de toekomst een nieuwe mobilisatieronde kan worden afgekondigd, maakt volgens verweerder niet dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit betreft een onzekere, toekomstige omstandigheid waarmee geen rekening kan worden gehouden bij de beoordeling van de asielaanvraag.
3.1.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 25 april 2023 verzocht het beroep aan te houden, omdat het noodzakelijk was wegens het nieuwe algemene ambtsbericht van 31 maart 2023 over de situatie in Rusland, een nader standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of eiser bij terugkeer naar Rusland een risico loopt om te worden gemobiliseerd en te worden ingezet in de strijd tegen Rusland. De rechtbank heeft dit aanhoudingsverzoek ingewilligd.
3.2.
Bij brief van 13 juli 2023 heeft verweerder medegedeeld dat hij gelet op de inhoud van het algemeen ambtsbericht en voornoemde Kamerbrief van 8 juni 2023 geen aanleiding ziet om tot een ander standpunt ten aanzien van eisers asielaanvraag te komen. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom ongewijzigd gehandhaafd.
Heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt om te worden gemobiliseerd voor de oorlog in Oekraïne?
4. Eiser stelt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij geen gevaar loopt om bij terugkeer naar Rusland gemobiliseerd te worden. Hij stelt dat verweerder dit onvoldoende heeft onderzocht aan de hand van de actuele informatie die hierover beschikbaar is. Volgens eiser is hij ondanks zijn medische beperkingen oproepbaar voor de mobilisatie. Zijn vrijstellingscategorie is namelijk niet vrijgesteld van de mobilisatie en in zijn paspoort staat een stempel dat hij onderworpen is aan de militaire dienstplicht tijdens een oorlog. Verweerder heeft ten onrechte op basis van het bericht van de Russische minister van Defensie in de Russische staatsmedia, aangenomen dat de mobilisatie in Rusland is afgerond. Hij stelt dat het presidentiële decreet over de gedeeltelijke mobilisatie nog altijd van kracht is, omdat daaraan geen einddatum is verbonden. Ook stelt eiser dat de berichtgeving in de Russische staatsmedia niet kan worden vertrouwd. Hij verwijst naar verschillende nieuwsberichten waarin staat dat de Russische staatsmedia het nieuws over de mobilisatie censureert en dat diezelfde staatsmedia eerder meermaals hadden verzekerd dat er nooit een mobilisatie plaats zou vinden. Daarnaast wijst eiser op een voorstel tot wijziging van de Russische wetgeving op grond waarvan een digitale database zal worden opgezet van alle Russen die in aanmerking komen voor militaire dienst en oproepbrieven voortaan ook digitaal kunnen worden overhandigd om het moeilijker te maken om een mobilisatieoproep te ontwijken.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit geloofwaardig heeft geacht dat eiser oproepbaar is voor de mobilisatie. Verweerder betwist aldus niet dat eiser – ondanks zijn medische beperkingen – in ieder geval tot het bericht van de Russische minister van Defensie van 28 oktober 2022 dat de mobilisatie was afgerond – binnen de doelgroep viel die kon worden opgeroepen om deel te nemen aan de oorlog in Oekraïne. Verweerder heeft zich echter op grond van het hiervoor genoemde bericht van de minister van Defensie op het standpunt gesteld dat de mobilisatie inmiddels is afgerond en dat de omstandigheden dat het mobilisatiedecreet formeel niet is ingetrokken en er incidentele gevallen bekend zijn van personen die nadien toch voor de oorlog zijn gemobiliseerd, niet maken dat eiser bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft op de zitting verder toegelicht dat er in Rusland circa 25 miljoen personen kunnen worden gemobiliseerd en dat er bij aanvang van de mobilisatie in september 2022 ongeveer 300.000 personen zijn opgeroepen. Eiser heeft Rusland op legale wijze verlaten zonder daarbij problemen te ondervinden en valt niet in de categorie die in eerste instantie in aanmerking komt voor mobilisatie. Mede omdat eiser in Rusland reeds medisch is afgekeurd, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt te worden opgeroepen. Ook uit de recente ontwikkelingen in Oekraïne blijkt volgens verweerder niet dat eiser een reëel risico loopt om te worden opgeroepen voor de oorlog.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet zorgvuldig en niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen reëel risico loopt om bij terugkeer naar Rusland te worden gemobiliseerd voor de oorlog in Oekraïne en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft zich ter onderbouwing van dit standpunt in het bestreden besluit hoofdzakelijk gebaseerd op de uitlatingen van de Russische minister van Defensie. De rechtbank overweegt echter dat het presidentiële mobilisatiedecreet formeel nooit is ingetrokken en dat volgens het algemeen ambtsbericht uit verschillende bronnen is gebleken dat reservisten ook na 28 oktober 2022 zijn gemobiliseerd en ingezet voor de oorlog in Oekraïne. [7] Deze bronnen geven tegenstrijdige informatie over de schaal waarop de mobilisatieactiviteiten werden voortgezet. Zo geeft een bron aan dat mensen nog doorlopend oproepen ontvingen en er na 28 oktober 2022 nog steeds een verborgen mobilisatie plaatsvond. Volgens een andere bron werden vooral reservisten gemobiliseerd die beschikten over vaardigheden die ontbraken binnen het Russische leger, zoals reservisten met een technisch beroep. Andere bronnen spreken weer van substantiële aantallen reservisten die ook na 28 oktober 2022 werden opgeroepen, zij het wel in veel lagere aantallen dan in september en oktober 2022 het geval was. Ook blijkt uit het algemeen ambtsbericht dat de mobilisatie in ieder geval in de eerste maanden chaotisch is verlopen en dat tal van reservisten die onder de vrijstellingsgronden vielen toch werden gemobiliseerd. Daaronder vielen onder meer mannen die nooit eerder militaire dienst hadden vervuld, mannen met gezondheidsklachten en mannen die op basis van gezondheidsklachten eerder waren vrijgesteld van militaire dienst. [8] Naar aanleiding hiervan heeft president [naam 2] toegegeven dat er fouten zijn gemaakt bij de mobilisatie, is er een werkgroep ingesteld en is aangekondigd dat 9.000 onterecht gemobiliseerden zouden terugkeren naar Rusland. Of dit echter daadwerkelijk tot veranderingen in de feitelijke uitvoering van de mobilisatie heeft geleid, wordt uit het ambtsbericht niet duidelijk. Nu het algemeen ambtsbericht diffuus is over de schaal waarop en de groepen die op dit moment worden gemobiliseerd voor de oorlog in Oekraïne, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het slechts om incidentele gevallen gaat en de vrees van eiser om te worden ongeroepen niet aannemelijk wordt geacht. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat uit de door eiser aangehaalde nieuwsberichten volgt dat de berichtgeving over de mobilisatie door de Russische autoriteiten actief wordt gecensureerd. De enkele stelling dat een groep van 25 miljoen Russische mannen theoretisch oproepbaar is voor de mobilisatie, dat in de eerste mobilisatieronde ongeveer 300.000 reservisten zijn opgeroepen, dat eiser daarbij niet is opgeroepen en dat eiser wegens zijn medische beperkingen niet als eerste worden opgeroepen, is hiervoor onvoldoende. Dit te meer nu uit het ambtsbericht blijkt dat personen met gezondheidsklachten voor de oorlog in Oekraïne zijn gemobiliseerd en dat eiser bij een eventuele terugkeer naar Rusland mogelijk in de negatieve aandacht van de autoriteiten komt te staan omdat hij Rusland tijdens de eerste mobilisatiegolf heeft verlaten. Uit het algemeen ambtsbericht volgt namelijk dat er weinig informatie beschikbaar is over eventuele problemen met de Russische autoriteiten van migranten na hun terugkeer naar Rusland, maar dat de politieke retoriek zich vooral na de mobilisatie steeds feller keerde tegen Russen die het land ontvlucht zijn. [9]
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er bij de beoordeling van eisers asielaanvraag geen rekening kan worden gehouden met een eventuele nieuwe mobilisatieronde, nu dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft. Gelet op de omstandigheid dat het presidentiële mobilisatiedecreet nog altijd geldig is en gelet op de aard, de duur en de omvang van de oorlog in Oekraïne, had verweerder nader moeten motiveren waarom eiser geen reëel risico loopt om bij terugkeer naar Rusland in de (nabije) toekomst te worden onderworpen aan een nieuwe mobilisatieronde. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat het niet onaannemelijk is dat het voor eiser, als hij terugkeert naar Rusland, niet meer mogelijk is om bij een eventuele nieuwe mobilisatieronde Rusland te verlaten en een nieuwe aanvraag voor internationale bescherming in te dienen. Het is voor personen die voor de mobilisatie worden opgeroepen immers verboden het land te verlaten. [10]
4.4.
Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
5. De rechtbank overweegt ten overvloede dat eiser op de zitting heeft aangevoerd dat hij ook kritiek heeft geuit op president [naam 2] en dat hij dus niet alleen wegens zijn vrees voor mobilisatie niet naar Rusland wil terugkeren. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit reeds gemotiveerd uiteen heeft gezet waarom hij dit niet als een apart element heeft aangemerkt. Eiser heeft in beroep niet gesteld of en in hoeverre de motivering van verweerder in het bestreden besluit op dit punt tekortschiet. Dit kan daarom niet worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit.

Beslissing

6. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-, en een wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Zie het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 juli 2022, nummer 3989846, tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor dienstplichtige vreemdelingen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar uit Rusland, die vrezen hun militaire dienst te moeten vervullen of die reeds invulling gaven aan de dienstplicht en dit niet langer willen doen, Staatscourant 20 juli 2022, nr. 19214 en de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 juni 2023, 19637, nr. 2909.
3.Zie het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 december 2022, nr. 4350071, tot het verlengen van het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium voor dienstplichtige vreemdelingen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar uit Rusland, die vrezen hun militaire dienst te moeten vervullen of die reeds invulling gaven aan de dienstplicht en dit niet langer willen doen, Staatscourant 21 december 2022, nr. 34995.
4.Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 december 2022, 19637, nr. 3018.
5.Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 juni 2023, 19637, nr. 3118.
6.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
7.Pagina 56-57 van het algemeen ambtsbericht.
8.Pagina 59-60 van het algemeen ambtsbericht.
9.Pagina 113 van het algemeen ambtsbericht.
10.Zie pagina 67-69 van het algemeen ambtsbericht.