ECLI:NL:RBDHA:2024:16900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
09/073714-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een politicus voor eenvoudige belediging van twee ministers via sociale media

Op 21 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een politicus die beschuldigd werd van eenvoudige belediging van twee voormalige ministers. De verdachte, een lid van de Tweede Kamer, had op 24 september 2022 een tweet geplaatst waarin hij een bewerkte foto deelde van de toenmalige ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken, waarbij zij afgebeeld waren met een nazivlag. De rechtbank oordeelde dat de tweet onnodig grievend was en dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de ministers had aangetast. De rechtbank hanteerde de driestappentoets van de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om te beoordelen of de uiting onder de bescherming van artikel 10 EVRM viel. De rechtbank concludeerde dat de tweet niet alleen beledigend was, maar ook onnodig grievend, en dat de verdachte had kunnen kiezen voor andere manieren om zijn kritiek op de Sustainable Development Goals (SDG) te uiten zonder de ministers te beledigen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 450 euro met een proeftijd van één jaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/073714-23
Datum uitspraak: 21 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, opzettelijk [naam 1] (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en/of [naam 2] (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) in het openbaar schriftelijk heeft beledigd, door een bericht op zijn, verdachtes, (openbare) Twitteraccount te plaatsen,
met daarin een bewerkte foto waarop die [naam 1] en/of [naam 2] zijn afgebeeld met/bij een nazivlag en/of terwijl zij een nazivlag hijsen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te ’s-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [naam 1] (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en/of [naam 2] (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft aangerand door telastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een bericht op zijn, verdachtes, (openbare) Twitteraccount te plaatsen, met daarin een bewerkte foto waarop die [naam 1] en/of [naam 2] zijn afgebeeld met/bij een nazivlag en/of terwijl zij een nazivlag hijsen.

3.Aard van de zaak

Op 23 september 2022 is met het twitteraccount van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op Twitter (nu X) een foto geplaatst waarop te zien is dat toenmalig minister van VWS [naam 1] in het bijzijn van toenmalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [naam 2] een vlag hijst van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (
Sustainable Development Goals, SDG). Op 24 september 2022 is met het openbare twitteraccount van de verdachte ( [twitteraccount 1] ) een tweet geplaatst waarop links diezelfde foto is te zien en rechts een bewerking daarvan. De bewerking bestaat uit een vervanging van de vlag van de SDG door een nazivlag. Boven de tweet staat de tekst ‘De façade en de werkelijkheid: #SDGs’.
Vast staat dat de verdachte - een gekozen volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer der Staten Generaal en lid van Forum voor Democratie - de tweet heeft geplaatst. De zaak draait in het bijzonder om de vraag of de verdachte zich hiermee in zijn hoedanigheid van politicus schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging en daarvoor gestraft kan worden.

4.Het juridisch kader

Het in artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting staat aan een strafrechtelijke veroordeling wegens eenvoudige belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet in de weg, als zo’n veroordeling een op grond van artikel 10, tweede lid, EVRM toegelaten - te weten een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke - beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.
De Hoge Raad hanteert in zijn jurisprudentie over artikel 266 Sr een beslissingsschema dat aansluit bij het driestappenplan van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bij de beoordeling van klachten over schending van de vrijheid van meningsuiting. [1] Op grond daarvan moet de rechtbank achtereenvolgens de volgende stappen doorlopen:
1. Is de uiting op zichzelf en/of gelet op de context beledigend?;
2 Werd de uiting gedaan in een context die het beledigende karakter daarvan mogelijk wegneemt vanwege het in artikel 10, eerste lid, EVRM verzekerde recht op vrijheid van meningsuiting?;
3 Is de uiting onnodig grievend?
Volgens dit beslissingsschema kunnen uitingen die op zichzelf beledigend zijn dat karakter verliezen als zij zijn gedaan in het kader van het publieke debat. Dit vanuit de gedachte dat de context medebepalend is voor de betekenis die aan een uiting moet worden toegekend. Deze constructie maakt dat een uiting die onder de bescherming van artikel 10 EVRM valt niet als beledigend kan worden aangemerkt en dus niet aan de delictsomschrijving beantwoordt. Het beslissingsschema speelt dus een rol bij de bewijsvraag. [2]
Stap 1
Een uiting kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Het beledigende karakter van de uiting kan verder worden versterkt door de context waarin de verdachte deze heeft gedaan.
Stap 2
Bij de toetsing aan artikel 10 EVRM heeft de context vooral betrekking op de vraag of een verdachte met de uiting heeft bijgedragen aan een publiek of maatschappelijk debat. Als dat het geval is, dan kunnen volgens vaste jurisprudentie van het EHRM ook uitingen die kwetsen, choqueren of verontrusten bescherming van artikel 10 EVRM genieten. Deze jurisprudentie is door de Hoge Raad in die zin in de zijne verwerkt dat indien een uiting gedaan is in het kader van het publieke debat, door die omstandigheid de strafbaarheid van de uiting kan vervallen. [3] Het publieke debat omvat niet alleen het politieke debat over maatschappelijke vragen binnen de politieke arena, maar ook daarbuiten, zoals op
social media.
Stap 3
Bij de beoordeling van de vraag of een uiting onnodig grievend is, dient, indien het gaat om een uiting door een politicus in het kader van het publiek debat - het politieke debat daaronder begrepen - onder ogen te worden gezien het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen, ook als zijn uitingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten. [4] Tegelijkertijd draagt een politicus in het publieke debat een verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hij uitingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitingen die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie maar ook om uitingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid. [5] De status van politicus heeft dus geen mitigerende werking op zijn verantwoordelijkheid in het publieke debat. [6]

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - op gronden als verwoord in haar schriftelijk requisitoir - gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - op gronden als verwoord in zijn pleitnota - integrale vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten wordt nader ingegaan, voor zover dat nodig is.
5.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.4.
Bewijsoverwegingen
5.4.1
Is de tweet op zichzelf en/of gelet op de context beledigend?
De rechtbank stelt vast dat op de tweet is te zien dat [naam 1] in het bijzijn van [naam 2] een nazivlag hijst. Daarmee roept de tweet een duidelijke verbinding op tussen deze twee toenmalige bewindspersonen en het naziregime van de Tweede Wereldoorlog - een regime dat verantwoordelijk is voor onder meer de moord op ruim zes miljoen Europese Joden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte [naam 1] en [naam 2] aldus bij het publiek in een kwaad daglicht gesteld en hun eer en goede naam aangetast. De tweet is dan ook op zichzelf beledigend.
Het beledigende karakter van de tweet wordt verder versterkt door de context waarin de verdachte deze heeft geplaatst. De verdachte heeft de tweet immers geplaatst nadat er kritische en felle berichten op Twitter waren gezet in reactie op de originele foto - met daarop de vlag van de SDG - van het ministerie van VWS. In deze berichten worden [naam 1] en/of [naam 2] onder meer uitgemaakt voor ‘Nazi 2.0’, ‘WEF-hoer’ en ‘nazirat’. De rechtbank merkt op dat de verdachte uiteraard niet verantwoordelijk is voor deze berichten. Dit laat echter onverlet dat die berichten de context vormen waarin de verdachte de tweet heeft geplaatst en als zodanig een versterkende werking hebben op het beledigende karakter van de tweet.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat het nooit zijn bedoeling was om [naam 1] en [naam 2] te beledigen. Het was hem te doen om de SDG. De verdachte wilde met de tweet kritiek uiten op de met de SDG onderschreven beleidsdoelen en deze intentie heeft hij naar eigen zeggen duidelijk gemaakt met de
hashtag‘SDG’s’ na de tekst ‘De façade en de werkelijkheid’. Deze lezing van de verdachte en de bedoeling die hij met de tweet had, doen echter niet af aan voormelde associatie die de tweet duidelijk oproept. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de tweet zo zou worden opgevat dat twee bewindspersonen aanhangers van het naziregime zijn.
5.4.2
Werd de tweet gedaan in een context die het beledigende karakter daarvan mogelijk wegneemt?
De verdachte heeft de tweet geplaatst op zijn openbare Twitteraccount. Dit account gebruikt hij als Kamerlid. De verdachte heeft met zijn bericht naar eigen zeggen willen waarschuwen voor de SDG. Uit de meer dan 3600 reacties - waaronder ook kritische - op de foto waarop [naam 1] en [naam 2] te zien zijn met de vlag van SDG blijkt dat dit een onderwerp is dat leeft in het publieke debat. Zo wordt in een reactie aangegeven dat de vlag van de SDG ‘de nieuwe nazivlag’ is. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de tweet in de context waarin deze is gedaan geen bijdrage aan dat debat kon leveren. Dit betekent dat deze context het beledigende karakter van de tweet kan wegnemen, maar alleen als de tweet niet onnodig grievend is.
5.4.3
Is de tweet onnodig grievend?
De verdachte heeft de tweet geplaatst in zijn hoedanigheid van politicus. Hij heeft er kritiek mee willen uiten op de SDG. In een democratische rechtsstaat is het uiterst belangrijk dat politici dit (kunnen) doen. Tegelijkertijd is het zo dat politici in het publieke debat een verantwoordelijkheid dragen om te voorkomen dat uitingen worden verspreid die aanzetten tot onverdraagzaamheid. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte die verantwoordelijkheid niet heeft genomen. De opgewekte associatie tussen twee bewindslieden en het naziregime - of dit nou de uitdrukkelijke bedoeling was of niet - is niet alleen zonder meer grievend geweest, maar ook onnodig grievend. De verdachte had immers legio andere mogelijkheden om het door hem gewenste debat over SDG te voeren, zonder daarbij [naam 1] en [naam 2] op een dergelijk vergaande wijze te beledigen. De bij de pleitnota van de raadsman gevoegde afbeeldingen zijn daar goede voorbeelden van. Met de tweet heeft de verdachte aangezet tot onverdraagzaamheid jegens beide bewindspersonen.
De rechtbank acht de tweet dan ook onnodig grievend.
5.4.4
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
5.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 september 2022 te Nederland opzettelijk [naam 1] (
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en [naam 2] (
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) in het openbaar schriftelijk heeft beledigd, door een bericht op zijn, verdachtes, openbare Twitteraccount te plaatsen, met daarin een bewerkte foto waarop die [naam 1] en [naam 2] zijn afgebeeld bij een nazivlag en terwijl zij een nazivlag hijsen.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien een veroordeling in strijd zou zijn met het door artikel 10, eerste lid, EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting.
De rechtbank verwerpt dit verweer op de gronden zoals hierboven uiteengezet.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De op te leggen straf

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 450,--, subsidiair 9 dagen hechtenis, met vernietiging van de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee ministers door een bericht op Twitter te plaatsen met daarin een bewerkte foto waarop zij met een nazivlag te zien zijn. Daarmee heeft de verdachte aangezet tot onverdraagzaamheid. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke geldboete van € 450,-- een passende strafrechtelijke reactie hierop.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdachte zelf kort na plaatsing van zijn tweet op Twitter heeft aangegeven dat hij niet de bedoeling had om de aangevers in verband te brengen met het naziregime. Ook heeft hij de tweet zelf verwijderd. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de geldboete in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen met een proeftijd van een jaar. De rechtbank acht het strafrechtelijk optreden in deze zaak niet zo ingrijpend dat daarvan een
chilling effectuitgaat op personen die gebruik willen maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
vernietigt de strafbeschikking met CJIB-nummer 1132 5420 0505 1592;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van
€ 450,-- (vierhonderdvijftig euro),
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis van 9 (negen) dagen;
bepaalt dat die geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 1 (een) jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2024.
Bijlage – bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Dohna met het nummer PL2800-20220093, van de rijksrecherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 91).
1. Het geschrift, te weten een aangetekende brief van [naam 1] aan de hoofdofficier van justitie te Den Haag, gedateerd 3 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 34):
Met deze brief dien ik een klacht in bij het openbaar ministerie (OM) en verzoek ik het OM over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van [verdachte] vanwege het op 24 september 2022 door hem geplaatste Twitterbericht, waarin ik, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport samen met [naam 2] , minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een bewerkte foto ben afgebeeld met een nazivlag. In het Twitterbericht word ik op één lijn gesteld met nazi's. Mij wordt een eigenschap toegedicht, namelijk het zijn van of sympathiseren met nazi's. Dit raakt mij zeer, ik vind het stuitend en onacceptabel. Deze openbare uiting van [verdachte] ervaar ik als een aantasting van mijn reputatie, van mijn eer en goede naam. Deze publieke bejegening is onnodig grievend. Ik ervaar dat persoonlijk als krenkend. Dergelijke uitlatingen kunnen niet bijdragen aan het publieke debat. Daarom brengen [naam 2] en ik, elk voor zich, samen de wens tot uitdrukking dat tegen dit gedrag een strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld.
2. Het geschrift, te weten een aangetekende brief van [naam 2] aan de hoofdofficier van justitie te Den Haag, gedateerd 4 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 36 - 37):
Met deze brief dien ik een klacht in bij het openbaar ministerie (OM) en verzoek ik het OM over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van [verdachte] vanwege het op 24 september 2022 door hem geplaatste Twitterbericht, waarin ik, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, samen met [naam 1] , minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, middels een bewerkte foto ben afgebeeld met een nazivlag met swastika teken. In het Twitterbericht word ik persoonlijk en in mijn functie als bewindspersoon op één lijn gesteld met nazi's. Mij wordt een eigenschap toegedicht, namelijk het zijn van of sympathiseren met nazi's. Dat vind ik stuitend, onacceptabel en hier kom ik tegen te weer. Deze openbare uiting van [verdachte] ervaar ik als een aantasting van mijn reputatie, van mijn eer en goede naam. Deze publieke bejegening gaat een grens over en is onnodig grievend. Dergelijke uitlatingen kunnen niet bijdragen aan het publieke debat. Daarom brengen [naam 1] en ik, elk voor zich, samen de wens tot uitdrukking dat tegen dit gedrag een strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op 24 september 2022 heb ik in Den Haag een tweet geplaatst met mijn Twitteraccount [twitteraccount 1] , met daarin een bewerkte foto waarop de toenmalige ministers [naam 1] en [naam 2] een nazivlag hijsen. Dit Twitteraccount is een openbaar account en ik gebruik het voor politieke doeleinden. Ik ben lid van de Tweede Kamer en deze tweet heb ik geplaatst in mijn hoedanigheid als politicus.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 14 - 16):
Op 23 september 2022 om 14:50 uur plaatste het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met het twitteraccount [twitteraccount 2] het volgende bericht op Twitter:
“Een gezonde en leefbare planeet voor iedereen, daar kunnen we als ministerie en zorgsector samen aan werken. Daarom moeten we de Sustainable Development Goals in 2030 halen. Vanochtend hees ik met minister van SZW [twitteraccount 3] de SDG-vlag om onze ambities te onderstrepen.”
Het Twitteraccount [twitteraccount 2] wordt gebruikt voor en door Minister [naam 1] . In dit bericht wordt ook het Twitteraccount [twitteraccount 3] genoemd. Dit account is in gebruik voor en door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, [naam 2] . Vanaf het moment dat het bericht is geplaatst, 23 september 2022 om 14:50 uur, tot 24 september 2022 21:00 uur, zijn er in totaal meer dan 3600 reacties op het bericht geplaatst op Twitter. Ik, verbalisant, zag naast instemmende reacties op het bericht ook kritische reacties. Een groot aantal reacties had betrekking (en kritiek) op het coronabeleid en/of de Sustainable Development Goals of Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG). Daarnaast zag ik binnen de geplaatste reacties verwijzingen naar het nationaalsocialisme. Onderstaande reacties zijn een impressie van een deel van de (felle) berichten die als reactie zijn geplaatst op de tweet van [twitteraccount 2] :
Reacties gericht aan minister [naam 2] en minister [naam 1]
Op 23 september om 14:54 uur een reactie met de tekst: "De ondemocratische vlag van de buitenlandse partij die ons land bestuurd. Niemand heeft hiervoor gestemd of gekozen. [twitteraccount 2] dit steunen maakt je een nog slechter mens dan Zelensky of Kim Jong-un."
Op 23 september om 18:34 uur een reactie met de tekst: " [naam 1] , je kan de kanker krijgen".
Op 23 september om 18:50 uur een reactie met de tekst: "Nog zo'n WEF-hoer."
Op 23 september om 19:42 uur een reactie met de tekst: "Vuile WEF eikel. Bah. Sekteleden zijn jullie".
Op 23 september om 19:42 uur een reactie met de tekst: "Zegt een oude seniele klootzak".
Op 23 september om 20:06 uur een reactie door [twitteraccount 1] met de tekst: "Ze hijsen de Great Reset vlag, dat doen Nederlandse ministers namelijk graag."
Op 23 september om 21:16 uur een reactie met de tekst: "Nazi 2.0".
Op 23 september om 22:20 uur een reactie met de tekst: "Verlaat ons. Tyft op. Ga dood ofzo"
Op 23 september om 23:56 uur een reactie met de tekst: "WEF nazi rat (kots emoji) voor het tribunaal jij!”
Op 24 september om 01:40 uur een reactie met de tekst: "Puur fascisme. Schaam u lul!!".
Op 24 september om 07:11 uur een reactie met de tekst: "Tyfus hond, door landverraders zoals jij ben ik voor de doodstraf geworden.".
Op 24 september om 07:11 uur een reactie met de tekst: "Bedankt [naam 1] . Nu weten we zeker datje de Nazi's steunt. Je mag het straks allemaal uitleggen voor het tribunaal. Dan lach je niet meer."
SDG Vlag
Op 23 september om 17:12 uur een reactie met de tekst: "Haha, nu gewoon openlijk de vlag hijsen van het WEF. Jullie deinzen ook nergens voor terug, brutale apen.". Waarop het account [twitteraccount 4] op 23 september om 20:43 reageert met de tekst: "This is tantamount to raising the hamer and sickle red flag.." Op 24 september om 14:43 uur reageert [twitteraccount 5] met de tekst: "Wrong the German Empire Vlag".
Op 24 september om 18:57 uur een reactie met de tekst: "De nieuwe nazi vlag".
Afbeeldingen
Op 23 september om 16:58 uur een reactie met een afbeelding met de tekst Nuremberg Trials 2022. Ik zag dat hoofden van de foto waren gefotoshopt en
vervangen door verschillende bewindslieden.
Op 23 september om 20:12 uur een reactie met een afbeelding met de tekst: "Wir haben es night gewusst 1933-1945 2015 tot 2030" met twee afbeeldingen, een hanger met daarop een swastika en de tekst national-sozialistische-D.A.P. en een pin met regenboog kleuren.
Op 23 september om 23:33 uur een reactie met de tekst: "je bent een landverader, een #WEF-soldaat van #KlausSchwab, ik beveel en zonodig sommeer je op de grond van de Nederlandse grondwet je te onthouden van die onzin en je te richten op belangen van het Nederlandse volk!". Bij de tekst is een afbeelding te zien.
5. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 7 oktober 2024, van de tweet op de pagina 11 van het dossier:
De rechtbank neemt waar:
- op de linker foto: Minister [naam 1] hijst een vlag met Sustainable Development Goals (SDG) in het bijzijn van minister [naam 2] ;
- op de rechter foto: de vlag met SDG is veranderd in de nazivlag met een swastika;
- boven de foto’s:
[link]
[verdachte]
[twitteraccount 1]
De façade en de werkelijkheid: #SDGs.

Voetnoten

1.HR 10 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:541.
2.Vgl. de conclusie van advocaat-generaal Knigge van 3 juni 2014, ECLI:NL:PHR:2014:1479 (onder 4.4).
3.HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7750.
4.EHRM 23 april 1992, nr. 11798/85 (Castells t. Spanje), punt 42; EHRM 27 mei 2001, nr. 26958/95 (Jerusalem t. Oostenrijk), punt 36; EHRM 24 juli 2007, nr. 7333/06 (Lombardo e.a. t. Malta), punt 53.
5.EHRM 6 juli 2006, nr. 59405/00 (Erbakan t. Turkije), punt 64; EHRM 16 juli 2009, nr. 15615/07 (Féret t. België), punt 75; EHRM 28 februari 2017, nr. 45416/16 (Le Pen t. France), punt 34.
6.EHRM 16 juli 2009, nr. 15615/07 (Féret t. België), punt 75; EHRM 2 september 2021, nr. 45581/15 (Sanchez t. Frankrijk), punt 89.