Strekking en feitelijke kenmerken van de poster
Het hof stelt eerst een aantal kenmerken van de poster en de kennelijke strekking van de poster vast.
- Met de naam "Rita" in de samenstelling "reisbureau Rita" is bedoeld de toenmalige minister van vreemdelingenzaken en integratiebeleid, mevrouw Rita Verdonk.
- De poster houdt in vorm en tekst een standpuntbepaling in. Er is geen sprake van een beschrijving van feiten.
- Het betreft een standpuntbepaling ten aanzien van de politieke merites aangaande het vreemdelingenbeleid zoals dit werd uitgedragen door de minister Verdonk en de adequaatheid van de maatregelen die genomen zijn na de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, waarbij uiteindelijk elf mensen om het leven zijn gekomen. Na die brand met rampzalige gevolgen werd in Nederland een heftige discussie gevoerd over de brandveiligheid van het cellencomplex en de wijze waarop de brand bestreden werd en de hulpverlening plaatsvond. De term "adequaat" refereert aan de kwalificatie door deze minister van het optreden van medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen rond die brand. Het gebruik van het woord "adequaat" in dit kader is op 1 november 2005 (mede) onderwerp van debat geweest in de Tweede Kamer (Handelingen 2005-2006, nr. 15, Tweede Kamer, p. 853-857).
- De poster roept noch expliciet noch impliciet op tot het gebruik van geweld, haat of discriminatie dan wel verstoring van de openbare orde. Het hof is het niet eens met de advocaat-generaal, waar deze ter terechtzitting van het hof in zijn repliek, zij het met grote voorzichtigheid, (zakelijk weergegeven) heeft gesuggereerd dat uitingen als de onderhavige - binnen het kader van de ontwikkeling van verharding in de samenleving - ertoe zouden kunnen leiden dat er "doden vallen". Kennelijk doelt de advocaat-generaal op een tweetal in de recente geschiedenis gepleegde politieke moorden (Fortuyn en Van Gogh).
- Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in de tekst en verdere opmaak van de poster geen vergelijking met nazi-praktijken besloten ligt. De afbeelding op de poster is ontleend aan een foto in de Volkskrant van een situatie in het cellencomplex Schiphol-Oost na de brand in de nacht van 26 op 27 oktober 2005. Ook de - kennelijk aan een uitspraak van de minister Verdonk waarin de term "adequaat" werd gebezigd refererende- tekst op de poster wijst in deze richting. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting van het hof aangegeven dat de vergelijking met nazi-praktijken in het geheel niet is beoogd. Hieraan doet het enkele gebruik van de termen "deportatie" en "crematie" niet af.
- Van andere schade dan de aantasting van de eer en goede naam van Rita Verdonk is niet gebleken.
- De toonzetting is - in ieder geval in aanvang - spottend. Dit blijkt in het bijzonder uit de aanhef: "reisbureau Rita".
De vraag is met name of het gebruik van de termen "crematie" en "adequaat tot het bittere einde" in het verband met de overige tekst en afbeelding een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting in het belang van de bescherming van de rechten van anderen als bedoeld in artikel 10 tweede lid EVRM rechtvaardigt.
Enkele relevante punten van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens
Ervan uitgaande dat de poster noch expliciet noch impliciet oproept tot het gebruik van geweld, haat of discriminatie dan wel verstoring van de openbare orde oproept en dat de poster niet ertoe strekt of beoogt een vergelijking op te roepen met nazi-praktijken, acht het hof het van belang aandacht te besteden aan enige algemene punten van de rechtspraak van het EHRM inzake artikel 10 EVRM die vervolgens relevant zijn. Voor een deel betreft die rechtspraak overigens gevallen waarin (tevens) de persvrijheid aan de orde was.
- Artikel 10 is - behoudens beperkingen - niet alleen van toepassing op "informatie" en "ideeën" "that are favourably received or regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those that offend, shock or disturb. Such are the demands of that pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no "democratic society" as set forth in Article 10, this freedom is subject to exceptions, which must, however, be construed strictly, and the need for any restrictions must be established convincingly" (onder meer EHRM 8 juli 1999, Baskaya; NJ 2001, 62, par. 61).
- Het recht op vrije meningsuiting mag uitsluitend beperkt worden indien die beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM komt dat er op neer dat de beperking ingegeven moet zijn door een "pressing social need", deze "relevant and sufficient" en voorts "proportionate to the legitimate aims pursued" moet zijn. Met betrekking tot de vraag of een beperking noodzakelijk is heeft de staat een zekere beleidsvrijheid.
- Het EHRM maakt onderscheid tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen. In zijn uitspraak van 11 juli 2006 in de zaak Brasilier overweegt het Hof: "Si la matérialité des premières peut se prouver, les seconds ne se prêtent pas à une démonstration de leur exactitude. Pour les jugements de valeur, l'obligation de preuve est donc impossible à remplir et porte atteinte à la liberté d'opinion elle-même, élément fondamental du droit garanti par l'article 10 (...)" (par. 35). Wel moet er een voldoende feitelijke basis zijn voor de waardeoordelen. Een feitelijke basis mag niet ontbreken (Brasilier, par. 38 en 39); anders is het waardeoordeel excessief (EHRM 2 november 2006, Standard Verlag GmbH, par. 55).
- Het EHRM maakt in dit verband ook onderscheid tussen een feitelijke verklaring - welke strekt tot het geven van informatie - en een "political satire" - welke beoogt vragen en beweringen naar voren te brengen en over onderwerpen standpunten in te nemen (zie onder meer EHRM 2 november 2006, Standard Verlag GmbH). Als sprake is van een sarcastische toonzetting waarin - naar de lezers konden begrijpen - van overdrijving gebruik wordt gemaakt, zal minder gauw sprake zijn van een in een democratische samenleving noodzakelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting (vergelijk onder meer EHRM
20 mei 1999, Bladet Tromso and Stensaas; EHRM 10 augustus 2006, Lyashko, of, ten aanzien van ironie: Sokolowski, EHRM 29 maart 2005).
- Er bestaat weinig ruimte voor beperkingen van de politieke meningsuiting of van discussie over onderwerpen van algemeen belang. Ten aanzien van politici zal niet snel kunnen worden aangenomen dat een beperking op het recht van vrije meningsuiting is toegestaan. "There is little scope under Article 10 § 2 of the Convention for restrictions on political speech or on debate on questions of public interest. (...) Moreover, the limits of acceptable criticism are wider as regards to a politician as such than as regards to a private individual. Unlike the latter, the former inevitably and knowingly lays himself open to close scrutiny of his words and deeds by journalist and the public at large, and he must consequently display a greater degree of tolerance" (EHRM 6 april 2006, Malisiewicz-Gasior).