ECLI:NL:RBDHA:2024:169
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en dwangsom
In deze zaak heeft eiseres op 11 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 30 december 2020 buiten behandeling gesteld, omdat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. Eiseres heeft op 20 mei 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 29 juni 2021 niet in behandeling genomen. Na een intrekking van het eerdere besluit op 14 juli 2021, heeft de staatssecretaris op 18 oktober 2021 medegedeeld dat eiseres in de nationale procedure zou worden opgenomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 28 juli 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag en heeft op 15 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 9 maart 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken een besluit te nemen. Eiseres heeft op 19 september 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit en dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.