ECLI:NL:RBDHA:2024:16885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens onvoldoende risico op vervolging en binnenlands beschermingsalternatief
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser diende zijn aanvraag op 12 oktober 2021 in, maar deze werd op 8 juni 2023 afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 2 september 2024, waarbij de minister zich laat vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen. De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, ondanks de afwezigheid, omdat er nog contact is met zijn gemachtigde.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging door Al-Shabaab in Somalië, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de elementen in het asielrelaas niet zwaarwegend genoeg zijn om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank concludeert dat er een binnenlands beschermingsalternatief is in Mogadishu, waar eiser zich kan vestigen, ondanks zijn bezwaren tegen de veiligheidssituatie daar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om aan te tonen dat zij een reëel risico lopen op vervolging en dat er geen veilige alternatieven zijn binnen hun land van herkomst. De rechtbank wijst erop dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom Mogadishu als binnenlands beschermingsalternatief kan worden aangemerkt, en dat de individuele omstandigheden van eiser niet maken dat hij een groter risico loopt dan andere vreemdelingen.