ECLI:NL:RBDHA:2024:16885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.19231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens onvoldoende risico op vervolging en binnenlands beschermingsalternatief

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser diende zijn aanvraag op 12 oktober 2021 in, maar deze werd op 8 juni 2023 afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 2 september 2024, waarbij de minister zich laat vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen. De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, ondanks de afwezigheid, omdat er nog contact is met zijn gemachtigde.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging door Al-Shabaab in Somalië, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de elementen in het asielrelaas niet zwaarwegend genoeg zijn om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op vervolging. De rechtbank concludeert dat er een binnenlands beschermingsalternatief is in Mogadishu, waar eiser zich kan vestigen, ondanks zijn bezwaren tegen de veiligheidssituatie daar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om aan te tonen dat zij een reëel risico lopen op vervolging en dat er geen veilige alternatieven zijn binnen hun land van herkomst. De rechtbank wijst erop dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom Mogadishu als binnenlands beschermingsalternatief kan worden aangemerkt, en dat de individuele omstandigheden van eiser niet maken dat hij een groter risico loopt dan andere vreemdelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 12 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 juni 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2024 op zitting behandeld. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2004. Hij woonde samen met zijn moeder in Jowhar, Somalië, waar hij samen met een vriend werkte als cameraman. Op
2 december 2020 hadden zij in de ochtend een opdracht van de overheid om foto’s te maken van een medicijntransport. Diezelfde middag kreeg eiser een telefoontje van iemand die zei dat hij van Al-Shabaab was, dat hij wist dat eiser foto’s had gemaakt voor de overheid en regelmatig bruiloften fotografeerde, en dat hij daarmee moest stoppen omdat hij anders zou worden gedood. Op 6 december 2020 hadden eiser en zijn vriend een opdracht om foto’s te maken van een bruiloft van een parlementslid. Eiser kon de opdracht niet afmaken omdat hij voor zijn zieke moeder moest zorgen. Later die avond werd zijn moeder gebeld dat de vriend van eiser was vermoord. De volgende dag is eiser naar Mogadishu vertrokken, waar hij twee weken heeft verbleven in het huis van zijn vader en stiefmoeder. Op de eerste dag in Mogadishu is eiser telefonisch bedreigd door Al-Shabaab. Na twee weken is eiser vertrokken uit Mogadishu. Eiser vreest dat hij zal worden gedood door Al-Shabaab als hij terugkeert naar Somalië.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. werkzaamheden als cameraman;
3. bedreigingen door Al-Shabaab in Jowhar vanwege zijn werkzaamheden als cameraman.
De minister heeft alle elementen geloofwaardig geacht, maar niet zwaarwegend genoeg. Allereerst omdat de elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft namelijk verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging. Daarnaast neemt de minister niet aan dat eiser een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Somalië. Hoewel de minister uitgaat van een reëel risico op ernstige schade in gebieden in Zuid- en
Centraal-Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of (de toegang tot) gebieden controleert, zoals Jowhar, kan eiser zich volgens de minister vestigen in Mogadishu. Er is dus een binnenlands beschermingsalternatief.
Is het beroep ontvankelijk?
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. Bij brief van 31 oktober 2023 heeft de minister de rechtbank geïnformeerd dat het COA melding heeft gemaakt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB-melding). De gemachtigde van eiser heeft, naar aanleiding van vragen van de rechtbank, op 2 augustus 2024 laten weten dat hij via e-mail contact onderhoudt met eiser en dat eiser heeft laten weten dat hij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep wenst. Op de zitting heeft de minister volhardt in het standpunt dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de minister een sterk vermoeden heeft dat eiser niet langer in Nederland is en omdat eiser en zijn gemachtigde ook niet op de zitting zijn verschenen.
6.1.
De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 juli 2024 [2] volgt dat een vreemdeling belang heeft bij de behandeling van zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde na een MOB-melding blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over zijn procedure. Dit is alleen anders als er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of dat hij anderszins geen actueel en reëel belang meer heeft. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een verblijf van de vreemdeling in het buitenland. Voor de beoordeling van het procesbelang is het niet-verschijnen van de vreemdeling en/of zijn gemachtigde ter zitting op zichzelf niet van betekenis.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Eiser onderhoudt nog contact met zijn gemachtigde over de procedure en heeft na de MOB-melding laten weten dat hij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep wenst. Er is niet gebleken van concrete aanknopingspunten waaruit blijkt dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland of zich niet langer in Nederland zou bevinden. Het enkele vermoeden van de minister dat eiser zich niet langer in Nederland zou bevinden, is daartoe onvoldoende concreet. Dat eiser en zijn gemachtigde niet op de zitting zijn verschenen is op zichzelf niet van betekenis en doet aan het voorgaande niet af. Het beroep is ontvankelijk.
Risico op vervolging
7. Eiser voert aan dat hij vreest voor vervolging in Somalië. De minister heeft ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser wordt gelieerd aan de overheid. Eiser heeft namelijk opdrachten uitgevoerd voor de overheid en voor een parlementslid. Gelet hierop valt eiser onder een risicogroep en dient hij conform het beleid bij geringe indicaties in aanmerking te komen voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat niet aannemelijk is dat eiser te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De geloofwaardig geachte elementen zijn niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag, nu eiser heeft verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. De minister heeft het onaannemelijk kunnen achten dat Al-Shabaab eiser associeert met de overheid. Eiser voert namelijk geen overheidstaken uit en hij faciliteert het werk van de overheid ook niet. Gelet daarop valt hij niet onder een risicogroep en komt hij niet bij geringe indicaties in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vw 2000.
Binnenlands beschermingsalternatief
8. Eiser betoogt dat Mogadishu niet als binnenlands beschermingsalternatief aan hem kan worden tegengeworpen. Ten eerste loopt eiser in Mogadishu een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM. Er is in Mogadishu sprake van toenemend geweld en voortdurende dreiging door Al-Shabaab. Ter onderbouwing wijst eiser op landeninformatie [3] , waaronder het Algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Somalië (ambtsbericht) van juni 2023. Hieruit volgt onder meer dat de veiligheidssituatie in Mogadishu is verslechterd en dat het aantal burgerslachtoffers is toegenomen. Eiser wijst ook op informatie van de UNHCR [4] en de EUAA [5] . Hieruit volgt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een binnenlands beschermingsalternatief in Somalië kan worden tegengeworpen. Ook plaatst de EUAA [6] Mogadishu voor wat betreft het niveau van willekeurig geweld in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [7] in de op één na hoogste categorie. Hierdoor is een lager niveau van individuele elementen nodig om een reëel risico aan te nemen. Alleen al omdat eiser niet uit Mogadishu komt, zou dat risico in zijn geval moeten worden aangenomen. Ten tweede kan eiser niet op een veilige manier reizen naar Mogadishu. Uit het ambtsbericht van maart 2020 en het ambtsbericht van juni 2023 volgt dat de invloed van Al-Shabaab op de luchthaven groot is. Tot slot betoogt eiser dat zijn verblijf van enkel twee weken in Mogadishu niet kan worden aangemerkt als eerder verblijf. Dit was maar een korte tijd en dat is wezenlijk anders dan ergens langere tijd verblijven en zich daar staande houden. Hij heeft in Mogadishu ook geen veilig verblijfadres en geen familie waar hij terecht kan. Zijn vader is ziek en beschikt niet over eigen woonruimte waar eiser kan verblijven. De stiefmoeder van eiser heeft een eigen gezin en eiser kan daar niet voor langere tijd verblijven. Zijn moeder is naar Mogadishu gevlucht vanwege de bedreigingen, zij houdt zich noodgedwongen schuil bij stamgenoten en het is onzeker hoelang zij daar kan blijven.
8.1.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser zich niet in Jowhar kan vestigen. In geschil is of Mogadishu aan eiser als binnenlands beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen. Een binnenlands beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen als een vreemdeling in een deel van zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging en ook geen reëel risico op ernstige schade loopt. Ook moet hij op een veilige en wettige manier kunnen reizen naar en zich toegang kunnen verschaffen tot dat deel van het land. En verder moet redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht dat hij zich er vestigt [8] . In het landenbeleid over Somalië staat verder nog dat de minister bij de beoordeling of een binnenlands beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen, betrekt of er eerder verblijf is geweest in het gebied buiten het gebied van herkomst, en of sprake is van aanwezigheid van grootfamilie [9] .
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister Mogadishu voor eiser als binnenlands beschermingsalternatief heeft kunnen aanmerken. Ten eerste stelt de minister terecht dat geen sprake is van een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM vanwege willekeurig geweld. Uit recente rechtspraak van de Afdeling volgt dat zich in algemene zin geen reëel risico voordoet bij vestiging in Mogadishu [10] . De rechtbank ziet in de door eiser aangehaalde bronnen geen reden om van dit oordeel af te wijken. Hoewel in het ambtsbericht van juni 2023 staat dat sprake is van een verslechterde veiligheidssituatie en dat er burgerslachtoffers vallen bij aanslagen, blijkt hieruit ook dat Al-Shabaab al jaren geen feitelijke controle meer heeft over Mogadishu en dat de aanslagen met name gericht zijn op politieke doelwitten en niet op burgers. Naar het oordeel van de rechtbank komt hieruit dan ook geen beeld naar voren van een dusdanige mate van willekeurig geweld dat eiser door zijn aanwezigheid alleen al een risico zou lopen daarvan slachtoffer te worden. In de informatie van UNHCR en EUAA staat dat volgens die organisaties Mogadishu als vestigingsalternatief kan worden aangemerkt in uitzonderlijke gevallen, zoals bij gezonde mannen van werkende leeftijd, zonder gezin en zonder kwetsbaarheden, en behorend tot een meerderheidsclan. Eiser heeft niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat hij niet onder deze uitzondering zou vallen. Mogadishu kan in het geval van eiser dus juist wel als beschermingsalternatief worden aangemerkt, gelet op deze informatie. Verder volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat in zijn geval een risico moet worden aangenomen, alleen al omdat hij niet uit Mogadishu komt. Eiser heeft niet nader toegelicht of onderbouwd waarom deze enkele omstandigheid maakt dat hij een groter risico zou lopen. Daar komt nog bij dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom ook de individuele omstandigheden van eiser niet maken dat hij risico loopt. De minister wijst er terecht op dat eiser in Mogadishu enkel éénmaal telefonisch is bedreigd door Al-Shabaab, dat hij op zijn mobiel is gebeld, niet kon worden getraceerd en zijn simkaart heeft weggegooid. Zijn moeder is in Jowhar éénmaal gebeld door Al-Shabaab en heeft zich zonder problemen kunnen vestigen in Mogadishu. Eisers overige familie is ongemoeid gelaten door Al-Shabaab. Gelet daarop stelt de minister terecht dat geen sprake is van voortdurende blijvende negatieve aandacht voor eiser. Daarnaast stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser op een veilige manier kan reizen naar Mogadishu. In het ambtsbericht van maart 2020 staat dat de luchthaven wordt gecontroleerd door het Somalische leger [11] en niet door Al-Shabaab. Dat Al-Shabaab in de omgeving van de luchthaven aanwezig is en de luchthaven het doelwit is van aanslagen, maakt op zichzelf niet dat eiser een reëel risico loopt hiervan slachtoffer te worden. Tot slot stelt de minister terecht dat eiser eerder heeft verbleven in Mogadishu en dat er familie aanwezig is. Eiser heeft twee weken direct voor zijn vertrek in Mogadishu verbleven en heeft ook verklaard dat hij toen hij in Jowhar woonde wel eens naar Mogadishu ging en dat hij daar al vaker was geweest [12] . Ook heeft hij verklaard dat hij naar het huis van zijn vader ging, waardoor de minister kan tegenwerpen dat zijn vader wel degelijk een eigen woning heeft, ook al verblijft hij daar zelf niet. Verder heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom hij niet voor langere tijd in die woning zou kunnen verblijven. Daarnaast is eisers moeder verhuisd naar Mogadishu, en niet is gebleken dat zij problemen heeft daar. Dat zij niet over een eigen woning beschikt, maakt op zichzelf niet dat eiser niet bij haar zou kunnen verblijven of haar hulp zou kunnen inroepen bij het verkrijgen van onderdak. Het betoog slaagt niet.
Terugkeerbesluit en vertrektermijn
9. Van eiser kan, gelet op wat hij onder 5. heeft aangevoerd, niet worden verwacht dat hij het grondgebied van Nederland binnen vier weken verlaat en terug moet keren naar Somalië.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat hij op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000 een terugkeerbesluit heeft opgelegd met een vertrektermijn van vier weken. Eiser heeft in beroep geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die nopen tot afwijking hiervan. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.ECLI:NL:RVS: 2024:2662.
3.Brief van VluchtelingenWerk Nederland van 28 februari 2023 en 24 mei 2023.
4.UNHCR, International Protection Considerations with Regard to People Fleeing Somalia, september 2022.
5.EUAA, Country Guidance: Somalia, juni 2022.
6.EUAA, Guidance Note: Somalia, juni 2022.
7.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
8.Dit volgt uit artikel 3.37d, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en paragraaf C2/3.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Dit staat in paragraaf C7/30.5.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
10.Zie uitspraak van 3 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2267 en van 29 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1328.
11.Pagina 19.
12.Pagina 29 van het nader gehoor.