ECLI:NL:RBDHA:2024:1686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 6 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het bestreden besluit van 20 december 2023, waarin werd gesteld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op grond van de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 23 augustus 2023 een verzoek om terugname aan Roemenië gedaan, dat op 31 augustus 2023 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat Roemenië niet kan worden vertrouwd vanwege gebreken in de opvangomstandigheden en push-backs, maar de rechtbank volgt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 27 december 2023 oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is.

Eiser heeft ook een beroep gedaan op artikel 16 van de Dublinverordening, omdat hij stelt dat zijn broer, die de Nederlandse nationaliteit heeft, afhankelijk is van zijn zorg. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een exclusieve afhankelijkheidsrelatie. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat er geen schriftelijke verklaring van de broer is over zijn afhankelijkheid van eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Roemenië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39794

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag van 6 juli 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Pamuk als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 23 augustus 2023 bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek op 31 augustus 2023 aanvaard.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
6. Eiser voert aan dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan vanwege de ernstige gebreken in de opvangomstandigheden en de push-backs die er met regelmaat voorkomen. Hij vindt steun voor dit standpunt in uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht [3] en Haarlem. [4] Bovendien is het voor overgedragen Dublinclaimanten niet makkelijk om in Roemenië weer toegang te krijgen tot de asielprocedure en is er beperkt toegang tot rechtsbijstand.
7. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, [5] het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 27 december 2023 in een overzichtsuitspraak geoordeeld dat ten aanzien van Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [6] Er zijn volgens de Afdeling geen aanknopingspunten dat de asielprocedure in Roemenië een fundamentele systeemfout bevat die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt en die relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan Roemenië. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
8. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Roemenië in zijn specifieke geval de internationale verplichtingen schendt. Eiser heeft zijn stelling dat daarvan sprake is niet onderbouwd met stukken die hem persoonlijk betreffen. De rapporten waar eiser naar verwijst [7] zijn al betrokken in de Afdelingsuitspraak van 27 december 2023 en de uitspraken van lagere rechtbanken waar eiser een beroep op doet dateren van vóór deze uitspraak. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zorg voor gehandicapte broer
9. Eiser voert aan dat zijn broer, die de Nederlandse nationaliteit heeft, afhankelijk is van zijn hulp. Hij doet hiermee een beroep op artikel 16 van de Dublinverordening.
10. Van afhankelijkheid in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening is sprake als het gaat om afhankelijkheid van hulp tussen de vreemdeling en een kind, broer of zus, of ouder dat of die wettig verblijft in een van de lidstaten. Die afhankelijkheid moet bovendien voortkomen uit een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. Ook moeten er al in het land van herkomst familiebanden hebben bestaan en moet het familielid of de vreemdeling in staat zijn voor de afhankelijke persoon te zorgen. Ten slotte moeten de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen. [8]
11. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat eisers broer weliswaar ernstige medische problemen heeft, maar dat niet is onderbouwd dat de broer afhankelijk is van zorg, dan wel wat zijn behoefte aan hulp is en dat eiser de aangewezen persoon is om de eventuele zorg te bieden. De broer heeft volgens verklaringen van eiser en blijkens de overgelegde stukken al sinds 2017 medische problemen en heeft sindsdien steeds voor zichzelf weten te zorgen. Een deel van het jaar verblijft hij bij zijn gezin in Turkije. De staatssecretaris heeft zich in deze omstandigheden terecht op het standpunt gesteld dat van een exclusieve afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn broer niet is gebleken. Bovendien ontbreekt de schriftelijke verklaring van de broer, waaruit blijkt dat hij door eiser verzorgd wil worden.
12. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afhankelijkheid als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening. De enkele verklaring van eiser is hiervoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser kan worden overgedragen aan Roemenië. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Uitspraak van 16 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20298.
4.Uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:11263.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.ECLI:NL:RVS:2023:4844, later bevestigd in een uitspraak van 8 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:27.
7.Dit betreft het AIDA rapport Roemenië (update 2022) en het rapport van KlikAktiv van januari 2023.
8.Dit alles volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening.