ECLI:NL:RBDHA:2023:20298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.31701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en risico op pushbacks in Roemenië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 16 november 2023, is het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 4 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.N. Ali, voerde aan dat er in Roemenië risico's zijn voor Dublinclaimanten, waaronder pushbacks, en dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar deze risico's.

De rechtbank heeft op 24 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat er inderdaad aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat Dublinclaimanten een risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Roemenië. Dit risico is zo significant dat de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de situatie van Dublinclaimanten voordat hij zich kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 4 oktober 2023. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de risico's voor asielzoekers in het kader van de Dublinverordening.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31701
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S.N. Ali),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Roemenië volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Shamoun als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om overname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er pushbacks plaatsvinden. Eiser verwijst hiertoe naar het AIDA-rapport Update 2022 en naar een rapport van USDOS van 20 maart 2023, waaruit dit blijkt. Verder verwijst eiser naar het rapport van Klik Aktiv van december 2021, waaruit volgt dat Dublinclaimanten ook slachtoffer kunnen worden van pushbacks.
6. Vast staat dat in Roemenië sprake is van pushbacks en dit wordt in zijn algemeenheid aangemerkt als een fundamentele systeemfout in de asielprocedure die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt.2 De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Roemenië als gevolg van pushbacks ook relevant is voor Dublinclaimanten. Met het rapport van Klik Aktiv heeft eiser aanknopingspunten geleverd voor de conclusie dat ook Dublinclaimanten een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. Het rapport van Klik Aktiv beschrijft slechts enkele gevallen, maar er wordt ook een met foto’s van documenten onderbouwd geval beschreven van een vanuit Oostenrijk gereguleerde overdracht aan Roemenië, waarna een pushback naar Servië volgde (omdat hij een jaar eerder illegaal de grens van Roemenië was gepasseerd). De rechtbank is van oordeel dat een enkel geval op dit moment weliswaar onvoldoende is om de conclusie op te baseren dat er sprake is van fundamentele systeemfouten in de asielprocedure, maar nu de Roemeense autoriteiten kennelijk wel bewust een dergelijke beslissing hebben genomen, is de rechtbank evenwel van oordeel dat verweerder nader onderzoek moet doen of er op dit moment nog ten aanzien van Dublinclaimanten kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank sluit zich daarom aan bij de eerdere uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 augustus 2023 en van 15 augustus 2023.3 Dit brengt mee dat verweerder zich zonder nader onderzoek, niet zonder meer op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag beroepen. Mede bezien in het licht van de in het geval van Roemenië vastgestelde fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, brengt dit mee dat het ontbreken van nadere informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Roemenië niet voor risico van eiser mag komen. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Roemenië te worden uitgezet zonder of tijdens de behandeling van hun asielverzoek. De beroepsgrond slaagt.
7. De andere gronden van eiser behoeven geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat inzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor het
2 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042.
nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 4 oktober 2023;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.