ECLI:NL:RBDHA:2024:16821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

Op 1 augustus 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 12 augustus 2022 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had eerder al een verzoek ingediend in Italië, wat leidde tot een terugnameverzoek op 5 oktober 2022. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft op 28 juni 2023 medegedeeld dat eiser alsnog wordt toegelaten tot de nationale procedure, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag per 6 juni 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 6 december 2023, maar werd verlengd tot 6 september 2024 door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3.

Eiser heeft verweerder op 11 juli 2024 in gebreke gesteld, maar de wettelijke beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en niet geldig. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30326

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

Procesverloop

Eiser heeft op 1 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 augustus 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 12 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend. Eiser had op dat moment echter al een verzoek ingediend in een andere Dublin-lidstaat, namelijk Italië. Op 5 oktober 2022 is een terugnameverzoek aan Italië ingediend. Eiser is niet binnen de overdrachtstermijn aan Italië overgedragen.
3. Op 28 juni 2023 is eiser door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bericht dat hij alsnog wordt toegelaten tot de nationale procedure. Hierdoor is Nederland per 6 juni 2023 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou daarom in geval van eiser op 6 december 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [2] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser op 6 september 2024 is geëindigd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De omstandigheid dat de Afdeling [4] prejudiciële vragen heeft gesteld [5] aan het Hof [6] , vormt geen aanleiding om de zaak aan te houden tot het Hof die vragen heeft beantwoord.
4. Eiser heeft verweerder op 11 juli 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. Dat maakt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en niet geldig is. Nu niet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb is voldaan, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Verwijzingsuitspraak 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie.