ECLI:NL:RBDHA:2024:16795
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in een verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging van opvang en verstrekkingen aan asielzoeker
Op 16 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een spoedpiket zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Ghanese asielzoeker, had bezwaar gemaakt tegen een brief van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) waarin werd medegedeeld dat zijn verstrekkingen en opvang per 16 oktober 2024 zouden worden beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de brief van 30 september 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor hij zich onbevoegd achtte om het verzoek te behandelen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de brief enkel een mededeling was van een rechtsgevolg dat al was ontstaan door een eerdere uitspraak van de rechtbank. Verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, die was afgewezen, en de beëindiging van de opvang volgde uit deze afwijzing. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen bezwaar kon indienen tegen de brief van het COA, omdat deze niet als een besluit kon worden aangemerkt.
De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder een verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd en wees het verzoek af, met de opmerking dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.