ECLI:NL:RBDHA:2024:15030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
NL22.8604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake verblijfsvergunning asiel met herstel van gebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.H.H.P.M. Kelderman, had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 12 mei 2022, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met een tolk en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. A. Heida.

In een tussenuitspraak van 8 juli 2022 heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek vertoonde, omdat verweerder geen advies had gevraagd van het Bureau Medische Advisering (BMA) bij de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Verweerder heeft vervolgens op 22 juli 2022 aangegeven het gebrek te willen herstellen en heeft op 14 september 2022 een aanvullend besluit genomen. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 september 2024 gesloten zonder nadere zitting.

De rechtbank oordeelt dat verweerder met het aanvullend besluit het eerder geconstateerde gebrek heeft hersteld. Eiser had documentatie overgelegd waaruit bleek dat hij onder medische behandeling stond, en verweerder verleende hem een voorlopig uitstel van vertrek. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 12 mei 2022, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.187,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser
tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene
procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig [tolk]. Verweerder heeft
zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 8 juli 2022 [1] heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken het in het bestreden besluit geconstateerde gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
Verweerder heeft op 22 juli 2022 schriftelijk verklaard gebruik te willen maken van de mogelijkheid om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op 14 september 2022 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen. Eiser heeft hier schriftelijk op gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 17 september 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Voor een beschrijving van de feiten en de eerder ingenomen standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
3. De rechtbank blijft bij alles wat is overwogen en beslist in de tussenuitspraak, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank namelijk volgens vaste jurisprudentie in beginsel niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in een tussenuitspraak.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheidsgebrek omdat verweerder in het bestreden besluit een beslissing heeft genomen over de toepassing van artikel 64 van de Vw [2] zonder daarvoor advies te vragen van het BMA. [3]
4. Verweerder heeft op 8 september 2022, in reactie op de tussenuitspraak, de rechtbank geïnformeerd dat zij op 16 juni 2022 een medisch advies heeft aangevraagd bij het BMA. Bij brief van 1 september 2022 heeft het BMA laten weten onvoldoende actuele gegevens te hebben om tot een onderzoek te komen.
4. In het aanvullend besluit overweegt verweerder dat eiser documentatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij onder medische behandeling staat. Hierom heeft verweerder aan eiser een voorlopig uitstel van vertrek verleend met ingang van 11 september 2022 tot 11 maart 2023, in afwachting van een BMA-advies en de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw.
5. Eiser voert in zijn schriftelijke reactie aan verweerder haar toezegging is nagekomen door een aanvullend besluit te nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het aanvullend besluit het gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld. Zoals in de tussenuitspraak al is aangehaald, is een BMA-advies nodig om op de aanvraag tot uitstel van vertrek van eiser te kunnen beslissen. Verweerder heeft op 16 juni 2022 een medisch advies aangevraagd bij het BMA, waarna het BMA heeft laten weten onvoldoende actuele gegevens te hebben om tot een onderzoek te komen. In het aanvullend besluit heeft verweerder aan eiser een voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van een BMA-advies. Uit het dossier blijkt bovendien dat verweerder op 11 oktober 2022 wederom een medisch advies heeft aangevraagd bij het BMA. Bij nota van 7 maart 2023 heeft het BMA een advies uitgebracht, waarna verweerder bij besluit van 2 juni 2023 het verzoek om uitstel van vertrek te verlenen heeft afgewezen. Bij bericht van 5 december 2023 heeft eiser de rechtbank geïnformeerd dat tegen dat besluit een afzonderlijke bezwaarprocedure is gestart.
7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het aanvullende besluit dit gebrek heeft hersteld. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 mei 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50
(tweeduizendeenhonderdzevenentachtig euro en 50 eurocent).
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Het Bureau Medische Advisering van verweerder.