ECLI:NL:RBDHA:2024:16793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32534 en NL24.32535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt Eritrees te zijn en geboren op [geboortedatum] 1993, heeft op 25 april 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is door de Minister van Asiel en Migratie op 19 augustus 2024 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 21 juli 2024 met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Tijdens de zitting op 26 september 2024 was eiser niet aanwezig, en zijn gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiser in de afgelopen twee maanden.

De rechtbank oordeelt dat de Minister de asielaanvraag niet zorgvuldig heeft behandeld, maar stelt vast dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank overweegt dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien eiser geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat hij geen procesbelang heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tevens wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32534 en NL24.32535
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 25 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 augustus 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren hierbij, met mededeling vooraf, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser is verdwenen en hiervoor geen reden heeft opgegeven. [1] Uit informatie van het COa [2] blijkt dat eiser op 21 juli 2024 met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Verweerder heeft eiser opgedragen om zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van België, omdat hij daar internationale bescherming geniet.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Verweerder heeft het bestreden besluit niet zorgvuldig genomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Eiser wijst op een uitspraak van de zittingsplaats Haarlem op 30 december 2021 [3] waarin de rechtbank overwogen heeft dat het enkele gegeven dat het COa een vreemdeling als met onbekende bestemming vertrokken heeft gemeld, onvoldoende is om de asielaanvraag van een vreemdeling buiten behandeling te stellen. Het buiten behandeling stellen van de aanvraag is geen verplichting voor verweerder, wanneer verweerder gebruik maakt van deze bevoegdheid moet hij dit deugdelijk motiveren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. In beginsel moet ervan worden uitgegaan dat een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Op basis van een dergelijke melding mag een beroep dus niet-ontvankelijk verklaard worden vanwege gebrek aan belang. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus kan worden aangenomen dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. [4]
4.1.
Eiser heeft op 21 juli 2024 de opvang met onbekende bestemming verlaten. Op de ochtend van de zitting heeft eisers gemachtigde aangegeven de afgelopen twee maanden geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.